donderdag 8 januari 2009
Winona
Een ontmoeting op 12 maart 1972.
Een mistige avond in Utrecht. Hoog Catharijne was nog in aanbouw. Lopend van de kroeg naar huis. In het tunneltje onder het spoor zag ik haar staan. Kastanjebruin haar en blauwe ogen. Met een kort bontstof jasje, een grijze strak zittende spijkerbroek en versleten gymschoenen. Haar oogschaduw was door het lange staan in het druilerige weer wat uitgelopen.
Ik wilde net langs haar lopen toen ze me vroeg of ik wat geld voor haar had. Ze kon dan een treinkaartje naar huis kopen. Ik keek haar aan en zag een hele lading verdriet in haar ogen. Het was nu duidelijk te zien dat de uitgelopen mascara door tranen was verwelkt. Ik vroeg haar waar ze naar toe wilde, maar zij gaf geen antwoord.
Ze zag er koud, mager en onverzorgder uit dan de meeste meisjes die ik kende. Ik schatte haar zo’n 18 jaar. Haar nagels waren blauw gelakt en haar linker pink zwart. Ze had een beschaafde maar zachte stem, die misschien fluisterend was geworden door het bedelen.
Ik was zo’n 3 à 4 jaar ouder dan het meisje, maar voelde opeens een verantwoordelijkheid in mij opkomen die haar in zorgzaamheid omarmde. Een soort van ridderlijke hulpverlener. Een vadergevoel wat ik nooit eerder had gekend en zeker niet bij zelfstandige meisjes van haar leeftijd. Ik vroeg haar om samen iets te gaan drinken en wist dat ik met een verslaafde te maken had.
Ik liep met haar langzaam naar het cafeetje op de hoek. Ze vertelde me dat ze Winona heette, haar echte ouders uit Roemenië kwamen en dat zij op 5-jarige leeftijd vanuit een kindertehuis bij pleegouders in Nederland was gekomen.
Ze had haar pleegouders lange tijd niet gezien. Ze vertelde dat ze in een kraakpand aan de Oude Gracht woonde.
Ik gaf haar een hand en zei 'dag Winona, ik heet Jan Jaap'.
Wat een stomme naam, zei ze.
We gingen het bedompte café binnen, de ramen waren beslagen en het was er rokerig warm met een geur van verschaald bier, wat mij vertrouwd voorkwam. Zij probeerde een sigaret aan te steken met een Mickey Mouse aansteker die het niet deed. Ik liep naar de bar om een doosje lucifers te pakken en gaf haar een vuurtje.
Ik vertelde haar dat ik niet rookte en voor dokter studeerde, hetgeen ze niet goed begreep. Ze ging tegenover mij aan het kleine tafeltje zitten, maar was erg onrustig. Ze stond een paar keer op en ging dan weer zitten, terwijl ze voortdurend met een vinger een sliert haar krulde.
Ze vroeg me of ik een pakje sigaretten uit de automaat wilde halen en ik stemde daarin toe.
Ik bestelde een glas bier maar zij wilde niets drinken noch eten. Ik keek haar aan en vroeg haar hoe ze zo aan lager wal was geraakt en verslaafd was geworden. Gebruik je heroïne? Ze keek me aan en sloeg daarna haar ogen omlaag. Heel even kon ik het meest trieste gevoel van de wereld in haar voelen en angstzweet brak me uit. Ik las in haar ogen terwijl ik dacht: een moeilijke jeugd, pleegouders, veel ruzies, verkeerde vrienden, van school gestuurd en weggelopen.
Ze begon te fluisteren: ik ben samen met mijn vriend van huis weggelopen. Mijn vriend Thomas is twee maanden geleden aan een overdosis overleden. Ik heb geld nodig. Ik weet niet meer wie ik ben. Je wordt zo onverschillig. Je wordt een hoer. Ik wil hem zo graag terug hebben,zo graag. Thomas, ik wil bij je zijn. En daarna begon ze te huilen. Mijn leven is hol, koud en uitzichtloos. Ik voel me altijd geobserveerd. Ik denk wat zij van mij denken. Ik denk dat ik gauw dood ga, dan kan ik weer bij Thomas zijn. Ik geloof dat ik een heleboel mogelijkheden in me heb. Ik ben als enig kind te lang te veel beschermd geweest. Ik heb hulp nodig. Ik weet niet wat voor een hulp. Ik wil er zo graag uitkomen. Ik wil weer plezier kunnen hebben en lachen, ja echt lachen.
Jij bent zo heel anders. Ze keek me nu echt bewust aan en zei: je hebt lieve ogen. Ik gaf haar 25 gulden, een heel bedrag in die tijd. Ze stond op en liep in de richting van de toiletten.
Nadien heb ik haar nooit meer terug gezien.
[Bewerking van 'Hard Drugs' (1974)]
J.J.v.Verre.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten