Niets in de betekenis van de onmacht welke zich als bewolkte sluier om het denken drapeert. Een mistig landschap in het vroege ochtendlicht. Schaduwen en flarden duisternis proberen het fotonenleger te ontwijken. Een nieuwe dag dient zich aan, maar het slapende lichaam houdt de ogen nog gesloten. Het weten wordt nog gedroomd in de stilte van de half steriele ziekenhuis kamer. De lucht die men ruikt is een mengsel van verband moleculen, antiseptica en lichaamsgeuren. Een verpleegkundige trekt kordaat het gordijn open en ik weet dat de ochtend weer is begonnen. Het buitenlicht ontmoet de duisternis van de nachtrust. Mijn bezwete lichaam is weer ontsnapt uit een weide vol nachtmerries. Ik stap uit mijn gedroomde werkelijkheid, open een van mijn ogen en wordt weer bewust van mijn benarde lichamelijke toestand. Mijn ene oog is het enige zintuig dat zich nog niet heeft afgemeld. Mijn gat in de gevangenismuur die de tweedimensionale buitenwereld laat zien. Twee benen in het gips en armen in het verband,een halskraag en een tulband om mijn hoofd. Een oog afgeplakt,een slang in mijn neus en een tube in mijn mond. Ik vraag me af wat er deze dag met mijn lichaam gaat gebeuren. Nieuwe foto’s of misschien wel weer een operatie? Dit lot is het gevolg van het ontlopen noodlot. Mijn eindigheid heeft zich nog in de toekomst verstopt. Mijn denken wordt weer beneveld door de medicatie die via een infuus mijn arm instroomt. De kracht om mijn ene oog open te houden neemt af. Het gevoel voor tijd schommelt tussen flarden uit het verleden en verwijdert me weer uit het nu.
J.J.v.Verre/2001.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten