zondag 14 juni 2009

Mijn rode brandweerauto.



Ik weet niet exact meer hoe oud ik werd,vier of vijf jaar toen ik het mooiste cadeau uit mijn jeugd kreeg,een rode brandweerauto.Die ochtend op drie oktober zal ik nooit vergeten evenals die mooie auto. Een week tevoren was ik met mijn moeder naar het speelgoed paradijs in Hilversum geweest en had hem zien staan in de etalage.Het was met name de overweldigende kleur rood die mijn hoofd deed duizelen en ik wist meteen dat er maar een verjaardagscadeau bestond en dat was die rode glimmende wagen.Een betoverend mooie auto met brandweermannen die eruit genomen konden worden,met ladders die er afgehaald konden worden en slangen die je kon afrollen.Het mooiste was de sirene op het dak die in werking kwam als je met de auto ging rijden. Mijn moeder zei tegen mij: Jan Jaap die auto kost veel te veel centjes,ik denk dat je iets anders voor je verjaardag moet bedenken. Maar ik wilde niets anders en ik kon die prachtige wagen niet uit mijn hoofd zetten.

Toen ik op mijn geboortedag het grote pak zag wist ik meteen wat erin zat en werd meteen ietwat nerveus blij,want hoe hadden mijn ouders dat dure ding kunnen betalen? Wat een schitterend cadeau.Vol trots toonde ik mijn auto aan vriendjes en ooms en tantes die op bezoek kwamen.De volgende dag kon ik er pas echt mee spelen en dat deed ik met veel kinderlijke fantasie. Ik reed met mijn sirene op het dak van de ene naar de andere brand. Een week later kwam er een echte ladderwagen bij onze buren langs om hun poes uit de boom te halen Ik liep met mijn rode wagen naar buiten en liet hem aan de echte brandweermannen zien. Ze vonden mijn auto heel mooi. Ik had de ladders van het dak gehaald maar helaas te weinig lengte om in het echt mee te helpen.De zwart geklede mannen stonden te lachen en wezen naar mijn ladder en daarna in de richting van de boom,waar de poes luid zat te mekkeren.Hun ladders werden uitgeschoven en de poes werd bevrijd.Daarna reed de brandweerwagen weer weg. Ik wist het toen zeker,ik wilde later brandweerman worden.De auto kreeg een ere plaats op mijn slaapkamer en elke avond voor ik ging slapen bracht ik de auto in zijn oorspronkelijke staat terug zoals die uit de verpakking op mijn verjaardag was gekomen en de brandweer mannen legde ik naast mijn lievelingsbeer in een zelfgemaakt bedje. Deze periode uit mijn jeugd ervaar ik nog steeds als iets bijzonders.Het valt dan ook best te begrijpen dat er in mijn leven veel veranderde na het volgende noodlottige gebeuren.Ik mocht zaterdagnacht bij mijn oma en opa logeren,want mijn ouders gingen naar een feest voor grote mensen.Ik had mijn grote speeltje klaar gezet om mee te nemen ,evenals mijn beer,kleurpotloden en een pakje vouwblaadjes. Mijn vader bracht me met de auto en toen ik bij mijn grootouders aankwam,was de rode auto vergeten.Omdat ik maar een nachtje bleef slapen vond ik dat geen ramp,maar toen ik de volgende dag weer thuis kwam en naar mijn slaapkamer liep stond er geen rode brandweerauto meer.Ook niet in mijn speelhoek in de kamer en ook niet in de garage. Ik raakte in paniek en begon te huilen. Mijn moeder probeerde mij te troosten en mijn vader ging overal zoeken. Maar mijn auto bleef weg en ik weet na al die jaren niet waar hij is gebleven. Mijn lieve ouders wilde wel een nieuwe voor mij kopen,maar ik wilde geen nieuwe,maar mijn oude terug.Na die tijd verminderde mijn droeve gevoel voor het verlies van mijn auto geleidelijk. Maar elke keer als ik een sirene hoorde of een rode brandweerauto zag,kwam de pijn van het verlies weer even terug.

Nu woon ik vlakbij een brandweerkazerne en hoor regelmatig de sirenes loeien,maar denk niet meer terug aan vroeger.Wel denk ik nog eens aan wat er gebeurd moet zijn,nu zo’n lange tijd geleden.Misschien heb ik hem buiten laten staan en is ie door een ander meegenomen of misschien op het autodak neergezet en er van afgevallen óf is hij toen misschien gedematerialiseerd en ontmoet ik hem weer als ikzelf afscheid van mijn lichaam moet nemen.Ik zal hem altijd herkennen,ook al is het wagenpark nog zo groot.

J.J.v.Verre/1982.

zondag 7 juni 2009

Branding.


Zonnestralen besprenkelden mijn natte gezicht nadat de golven krachtig tegen mijn lichaam beukten. Als standbeeld in de branding bleef ik staan, mijn armen horizontaal gestrekt als een kruis in het water. Mijn aangezicht gericht op de grote verwarmer die onbewolkt zijn kracht toonde. Ik sloot mijn ogen en proefde de tintelende sensatie van het zilte nat.

Een ogenblik van stilte in de luidheid van het aanrollende water. Het gevoel van leven, rijkdom, vakantie en gezondheid tilde mijn voeten omhoog en bracht mijn hoofd dichter bij het warme gevoel van natuurlijke liefde. Een rode gloed overspoelde mijn netvlies. Het weten van die zaken die belangrijk zijn, maar verstopt blijven in de droom van onze werkelijkheid.

De levensloop van water is de cyclische metafoor van het menselijk leven. De reinheid van een waterdruppel die zweeft in de machtige oceaan en door de zon wordt opgetild en door de wind weggeblazen in onbekende richting. Het water volgt de menselijke geest en de zandkorreltjes vormen de materie die het lichaam moet verleiden om aards te leven. De wind is de stroom van gedachten die de mens in beweging brengt en het nu in het tijdloze plaatst. Een terug trekkende onderstroom zuigt het zand onder mijn voeten weg en doet me denken aan de weergaloze honger die de zee heeft en zijn verzwelgende dorst.

Slachtoffers die niet konden zwemmen, schipbreuk leden of werden overspoeld door de agressieve kracht van het wassende water. De watersnood die was ontstaan doordat dijken doorbraken en het oprukkende leger van watermoleculen de landerijen overspoelde en de huizen onder water zette. De beelden van zo’n ramp toonden mensen op hun daken en dood drijvend vee tussen bootjes die hulp kwamen bieden.

De macht en kracht van de zee speelde met mijn geest en lichaam. Ik opende mijn ogen en zag een hoge golf aankomen. Deze golf moest mij naar het strand terugbrengen. Ik ging op mijn buik in het water liggen en zwom zo snel mogelijk in de richting van het strand om de almaar groeiende water rimpel voor te blijven. Het voelde als een strijd op leven en dood om niet te worden meegenomen. Maar ik werd ingehaald en met grote snelheid dreef ik mee. Ik voelde me zweven door het water als een dolfijn en voelde me een met de oceaan. Een met de zee van waterdeeltjes, een met de vissen en andere waterdieren. Mijn lichaam voelde als een speedboot, gekleurde lichtflitsen van verstrooide straling deden me denken aan een popconcert in de branding.

Een gevoel van ultieme vakantie bevolkte mijn hoofd. Water, strand en zon wat wil je nog meer? Kort na deze gelukkige gedachte werd ik hardhandig op het strand van Biarritz gesmeten. Ik had gesurft zonder plank en was even een stukje oceaan geweest.

J.J.v.Verre/juli 2007.

vrijdag 5 juni 2009

Station.


Persoonlijke eenzaamheid is sterker dan de fantasierijke gedachtewereld van je brein, als de trein het station vergeet. Wachtende mensen die afwisselend op een van hun beide benen steunen en zodoende langzaam lopend stil blijven staan. Werktuigelijk de krant van de ene naar de andere zijde van de voorpagina draaiend zonder te weten wat de kop van de krant exact vermeldt. Kuchend op het kille sombere perron.
De gastarbeiders die leunend op hun bezems emmers met water verslepen.
De ptt-mensen die de laatste buslichting gesorteerd hebben en met hun verradelijk sluipende electrische karretjes het perron onveilig maken.
Vrijende mensen voor wie de vertraagde trein een uitstel van afscheid betekent.
En ik die verveeld een steentje tussen de rails schop, ik loop langs de donkere boekenstalletjes en kijk naar de titels die in het duister verscholen liggen. Ik zocht naar een naam tussen de “eenzame nacht” en de “liefdesmachine”, maar vond alleen een herinnering aan haar, door te luisteren naar de erotische conversatie die de boeken met elkaar voerden.
Ik dacht na over wat ze elkaar vertelden maar voelde tegelijkertijd dat het kennen van de taal der liefde niets met techniek te maken heeft.
Het kennen van de vele technieken rond sexuele bevrediging kan het dromen over verliefdheid verhinderen.
Veel verliefde mensen zijn hierdoor afhankelijker van wat de boeken over de liefde zeggen dan van hun eigen intuïtief liefhebben.
Ik sloot mijn ogen om niet meer te kunnen horen wat de titels vertelden. Toen hoorde ik de trein aankomen en liep met knipperende ogen in de richting van de wachtende mede instappers.
Met toenemende verbazing staarde ik om me heen, bemerkte dat mijn medereizigers waren verdwenen en dat de trein de verkeerde richting op reed.
Ja, de fantasierijke gedachtewereld van je brein is toch sterker dan de persoonlijke eenzaamheid, als je de trein en het station vergeet.

J.J.v.Verre/1969