- Een wolf in het licht van de maan.
Het was een rustige avond op de Heershoeve, een prachtige verbouwde boerderij aan de Heersweg uit 1900. De maan stond bijna vol aan de hemel en wierp een zachte gloed over de tuin. Zoals elke avond liep ik naar het kippenhok om het deurtje te sluiten, zodat de kippetjes veilig waren voor de nacht. Overdag liepen ze vrij rond, scharrelend en pikkend in het gras. Als het donker begint te worden sluit ik het deurtje van de ren, zodat ze veilig zijn voor vossen en marters die ‘s avonds regelmatig door de tuin sluipen. Overdag is de buizerd de grootste vijand van mijn kippetjes, waarvan al een drietal de laatste jaren door die roofvogels zijn gedood. Terwijl ik door de tuin liep, voelde ik een lichte bries en hoorde het zachte geritsel van de dorre bladeren die op de grond lagen. De tuin was enigszins verlicht door het maanlicht, waardoor alles een magische uitstraling kreeg. Plotseling zag ik een donkere schaduw bewegen in de hoek van mijn oog. Eerst dacht ik dat het een herdershond was, maar toen ik beter keek, besefte ik dat het een wolf was. Een wolf, die nog maar enkele maanden geleden drie schapen op het weiland naast mij had dood gebeten. Een wolf in mijn tuin, wat kon ik doen? Mijn hart begon sneller te kloppen en ik voelde een lichte paniek opkomen. Het elektrische hek van de oprit was aan een kant open gebleven door een storing van de elektromotor en de reparatie was nog niet verricht. Langs deze geopende poort had de wolf had zijn weg naar binnen gevonden. Wat moest ik doen? Ik wist dat ik rustig moest blijven om de situatie onder controle te houden. Ik voelde in mijn broekzak naar mijn telefoon, haalde hem eruit en probeerde de zaklantaren functie te activeren, wat mij in het donker toch niet zo snel lukte. Ik dacht in een flits aan de woorden van Dion Graus die hij sprak tijdens de wolven discussie in de tweede kamer, namelijk dat er veel mensen zijn die lijden aan het Roodkapje syndroom. Toch voelde ik mij op dat ene korte moment best wel een beetje een bang wezentje, dat Roodkapje ook geweest moet zijn, toen zij besefte dat niet haar grootmoeder maar die wolf in bed lag. Weer dacht ik aan de bewegingen die Dion Graus demonstreerde hoe je een wolf kon verjagen. Een beweging met uitstrekkende armen in de richting van de wolf met daarbij een enigszins sissend geluid voortbrengend. Het hielp wel want de wolf draaide zich om en liep een stukje weg. Maar bleef verderop toch weer staan. Langzaam begon ik achteruit te lopen, mijn ogen geen moment van de wolf afhalend. Ik probeerde mijn ademhaling te kalmeren en bedacht me dat ik dat hek nooit open had moeten laten. Gek eigenlijk, meteen een zelfverwijt. Met nog enigszins trillende handen pakte ik mijn telefoon en belde mijn altijd klaarstaande buurman voor hulp. Tijdens het gesprek liep de wolf verder weg, mogelijk geschrokken van het geluid omdat ik de Iphone op de speaker had staan. Mijn buurman kwam eraan. Na een kwartier hoorde ik de sirene van de brandweer en een aantal auto’s die op de Heersweg reden in de richting van mijn boerderij. In totaal twaalf man liepen bij mij binnen door de deels geopende poort van mijn inrit. Brandweermannen, boerenjongens uit Kootwijkerbroek, mijn gebelde buurman, allemaal gekomen om mij tegen de wolf te beschermen. Met zoeklichten en telefoons werd mijn erf afgezocht. Geen wolf te vinden!! Ik bemerkte wel enige teleurstelling bij de toegesnelde menigte, maar dat kon ik goed maken door wat biertjes open te maken en een grote zak gezouten pinda’s in een soepbord te ledigen. Na een half uur in mijn keuken over wolven te hebben gesproken, begreep ik dat wolven hier in de buurt een steeds grotere plaag worden voor elke boer met schapen.
Recent had ik in een lokaal krantje een artikel gelezen van Ron Reitsma getiteld: Historie Herleeft, Wolven op de Veluwe. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), vluchtten veel dorpelingen naar de grote en veilige steden. Op het platteland ontstond er toen een heuse wolvenplaag. Om deze plaag in te tomen werden er regelmatig heel grote wolvenjachten georganiseerd waaraan duizenden drijvers verplicht meededen. Alle mannen van 14 tot en met 60 jaar werden opgeroepen. Drie dagen lang dreven de deelnemers de wolven op in de richting van rivieren of heel lange netten. Op 28 mei 1593 reikte Wilt van Broekhuizen, de adellijke heer van het kasteeltje Eschoten dat toen nog in Otterlo stond, 24 pond geld uit aan drie inwoners van Harskamp, die rond Harskamp vier jonge wolven gevangen hadden. Het loonde dus de moeite om op jacht te gaan, al was dat niet zonder gevaar. Een veel gebruikte methode was het graven van een wolfskuil. Door middel van een geitje of schaap werd een wolf naar een diepe kuil gelokt waar hij niet meer uit kwam. Althans, niet levend. Aan het begin van de 19e eeuw waren er op de Veluwe waarschijnlijk geen wolven meer. De jacht had resultaat gehad want in de eeuwen ervoor werden er soms zeer hoge premies uitgekeerd als er een wolf gedood werd. Dat kon oplopen tot een kwart of zelfs een half jaarsalaris van een arbeider! Per wolf!! De laatste Nederlandse wolf werd hoogstwaarschijnlijk in 1845 in Limburg gedood, maar dat zal een zwervende zijn geweest die vanuit het buitenland kwam. Van complete roedels was toen in Nederland al een poos geen sprake meer. De wolven werden doeltreffend uitgeroeid vanwege de schade aan vee en wild maar ook doordat kinderen op zijn menu stonden. In 1818 en 1811 werden in noord Limburg elf kinderen door één of meerdere wolven gedood. Van Veluwse slachtoffers is mij niets bekend, daarvoor zullen de archieven eens grondig doorgespit moeten worden.** De eerste wolf die ik zelf in de natuur zag was in 2006, toen ik met de auto van Emmen naar Meppen reed. Naast de tweebaansweg liep toen net over de grens met Duitsland een wolf.
Die nacht sliep ik onrustig, maar was dankbaar dat de kippetjes veilig waren en dat ik hulp had gekregen. De volgende dag zorgde ik ervoor dat het hek goed gesloten was, zodat zo’n angstaanjagende ontmoeting niet nog eens zou gebeuren. Ik belde de reparateur van mijn elektrische hek en vertelde hem wat er was voorgevallen. Mijn hek gaat met de afstandsbediening wel open, maar sluit zich niet. Terwijl ik bij mijn hek stond en met de afstandsbediening aan het prutsen was, kwam mijn overbuurman aanlopen en vroeg mij of ik brand had gehad. Nee gelukkig geen brand en ook geen kat in de boom, zei ik. Hij vroeg me of ik zijn herdershond Rex had gezien, want die was gisteren weggelopen. Ja, vervolgde mijn buurman, hij is wat grijs van kleur en hij lijkt wat op een wolf. En omdat al die boeren hier in de buurt nogal anti wolf zijn, ben ik bang dat misschien in het donker iemand op hem gaat schieten. In een flits zag ik het gebeuren van de vorige avond weer voor me. Ja, dat zou toch best wel kunnen, dacht ik. Nou zei ik, enigszins hakkelend, ik denk dat ik hem gisterenavond bij mij op het erf heb gezien en vertelde hem toen het hele verhaal. Mijn buurman luisterde aandachtig, maar de ongerustheid omtrent zijn Rex was er zeker niet minder op geworden. Toen ik ‘s middags mijn laptop op schoot nam om dit verhaal op te schrijven, hoorde ik buiten geblaf en mijn buurman en Rex kamen even vertellen dat alles weer oké was. Fijn dat Rex weer terug is en ik keek nog eens even goed naar die lief ogende hond. Als ie geen lieve ogen had gehad, was het sprekend een wolf.
J.J.v.Verre.
Bronvermelding:
- Historie Herleeft, Wolven op de Veluwe, Ron Reitsma, 50 Plus, september 2018.**
- Wolvenjagers begin 19e eeuw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten