Niemand heeft het kunnen zien wat mijn ogen hebben waargenomen. Niemand heeft gehoord wat er is gebeurd en niemand heeft de verschrikkelijke pijn kunnen voelen, de pijn die mijn hart als een dolk heeft geraakt , de schrik van mijn leven, dit beleven aan het einde van mijn bestaan.
Het huis was leeg en een muffe lucht van schimmel en rottende resten versterkte de naargeestige aanblik. Krakende houten planken als vloeren en traptreden naar de zolder. Daar boven was nog een slaapkamer met een antiek frans bed en een art deco nachtkasje met een marmeren blad, aan de muur hing een verwonde spiegel met een kogelgat. De ruimte was verdoemd en onwerkelijk, de lucht leek ijl en verstoken van zuurstof, de zwaartekracht was intenser dan ik ooit elders had meegemaakt. Mijn vrouwelijke aanwezigheid werd bevestigd door de reflectie in de spiegel. Midden in die spiegel zat een gat en door dat gat kwam een dun rookpluimpje, alsof er iemand achter de spiegel aan het roken was. De rook veranderde langzaam van kleur , aanvankelijk wit, daarna wat gelig en tenslotte rood, bloedrood. Er klonk geluid door de spiegel, maar ik kon niet goed waarnemen wat of wie het was. Het leek wel een zacht maar gescandeerd gefluister, het geluid van een stem die niets zei, maar ik begreep op een of andere wijze wat die stem wilde zeggen:” Kom hier, kom hier, kom dan, laat mij niet alleen, ik wil alleen zijn met jou”. Ik voelde die stem in mijn hoofd als een telepathische dwang en liep naar voren en bracht mijn hand naar het gat in de spiegel. Ik werd daartoe gedwongen, mijn vrije wil was uitgeschakeld en ik was volledig overgeleverd aan het fenomeen dat zich achter die spiegel bevond. Nadat ik mijn trillende hand op de spiegel had geplaatst, liep er bloed langs mijn vingers.
Het spiegelvlak voelde ijskoud aan en ik zag hoe mijn hand bleek wit werd en vast gevroren bleef plakken aan dat ijzige oppervlak. Ook het bloed stolde en tekende een grillige korst op mijn eens zo ranke vrouwenhand. Dit was complete waanzin , droomde ik nu of was ik gehypnotiseerd of was ik dood?
Ik herinnerde mij vaag de revolver waarmee hij me had bedreigd en zou gaan schieten als ik niet mee naar huis wilde gaan. Die rotzak die al jaren lang mijn eens zo prettige leven vergalde met zijn dronken , manische geweld. Ik was het huis uit gevlucht, maar hij had mij gevonden.
De stem in mijn half verdoofde hoofd ontbood me door het gat in de spiegel te stappen en mijn banden te verbreken met degene die ik was en de emoties los te laten die mijn hart pijnigden. De herinnering aan degene die ik lang was geweest vervaagde en de reflectie in de nu bijna beslagen spiegel verbleekte tot een wit vlak met een groter wordend gat ter plekke van mijn vastgevroren hand. Het laatste wat ik als entiteit met lichaam dacht, was: ”Hoe kan ik door dat gat in mijn hand kruipen”? Misschien zoals het konijnenhol van Alice of een zwart gat dat mij in een andere dimensie kon plaatsen.
Ik vertel nu mijn verhaal in de tijdloze ruimte van het niets en hoop dat deze energie wordt opgevangen in het hoofd van een schrijver. Een schrijver die alleen maar schrijft en niet gaat denken wat er gebeurd zou kunnen zijn. Ik weet niet waar ik nu ben en wie ik ben, maar het is hier koud en donker. Ik zit hier niet in een kast achter een spiegel. Ik zit niet, sta niet, lig niet, zweef niet en ik drijf niet. ik ben nergens en tegelijk overal. Niemand heeft mij hier opgewacht en ik snak naar het licht en warmte. Misschien moet ik hier nog wel lang zijn totdat ik weer aan de beurt ben om echt weer te kunnen leven. Want mijn energie is krachtig, maar mijn mogelijkheden zijn beperkt, want het mijn is nergens mee verbonden in fysiek opzicht. Hier bestaat geen tijd, dus ook geen wachten en dat lijkt vreemd, nu ik daar over nadenk, zonder hoofd en zonder hersenen.
J.J.v.Verre.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten