zondag 21 maart 2010

Overpeinzing.


 

Wie is van hout en wie van zilver? Wat is de naam van de kracht die mij doet sterven in mijn bedachte wereld? De verbroedering van leven, van samenzijn,van geluk en liefde. De wind huilt in mijn gehoor en de gedachten aan het einde van mijn zijn versterken mijn weerbaarheid. De trots van ongestoord denken bevrijdt mijn dwalingen en duistere invloeden vanuit het ongeremde wezen van het ik. Het ik dat bijna de overhand heeft gekregen boven mijn goddelijke zijn.
De kruisiging van spijkers en hout ,de liefde van schoonheid in zilver.Ik zal het je vertellen zo lang geleden. De wereld was nog maar een kind zonder raketten of atoombommen.Het smeedde de vertellingen van demonen en angsten aaneen tot een lugubere maskerade van gedroomde nachten. De plaatjes bij de vertellingen stapten uit hun boek en creëerden een nieuwe werkelijkheid los van de bestaande tekst. De fantasierijke gedachten uit ons brein zochten de verborgen angsten en ronselden een leger van negatieve elementen. De waarheid diende zich aan in verwarrende symbolen. Een mens van vlees en bloed dat bij herhaling wonderen kon verrichten en stierf aan het houten kruis,dat later het symbool zou worden voor liefde en mededogen. De kruisridders die het zwaard lieten regeren over de bezetters van het heilige land en door de kracht van het goede,de macht van het kwade wilden verwoesten. Wie is van hout en wie van zilver? De liefde voor de mensheid is de goddelijke vonk die het vuur van verbondenheid kan aanwakkeren en ons deel laat worden van het grotere geheel. Wat beter is voor jou ,is beter voor mij, beter voor hen met ons erbij. Wie wil er dan nog liever van zilver zijn dan van hout? Het conflictueuze brein plaatst ons in het middeleeuwse duister met de boodschap om onze ogen pas te openen als het licht is verdwenen. Het spoortje licht van de waakzaamheid weerspiegelt in de materie en zal opnieuw toeslaan bij een sprankje onzekerheid. Het leven is te gecompliceerd om tot eenvoudige conclusies te komen.
 Het kruis is het symbool voor materieloze rijkdom,voor onvoorwaardelijke liefde,voor geprogrammeerd lijden en verlicht sterven. Het hangt aan de muur en ik kijk ernaar.

J.J.v.Verre/2001.

Wachtkamer.



Ruimte van gedwongen oponthoud. Stoelen in een halve cirkel. Rust en gefluister. Weekbladen uit een stapel getrokken en deels uit een map ontsnapt,verspreid over de als tafels gebruikte, brede stoelleuningen. Ik wil niet wachten maar doorgaan met mijn leven. Waarom zou ik wachten? De tijdschriften liet ik liggen,omdat mijn leesbril in de binnenzak van mijn jas was achtergebleven.
 Ik staarde naar de muur waarop een grote foto van een besneeuwde berg mijn gedachten deed afdwalen. De laatste wintersportvakantie kwam tevoorschijn. Ik stapte mijn herinnering binnen en beleefde de koude,ijle lucht,de druk van mijn muts op mijn hoofd,de reuk van zonnebrandcrème en de typische vermoeidheid in de benen na een afdaling. Mijn hoofd werd slaperig door de gedachten aan alcohol na een hele dag sporten. Het gelukkige gevoel van vakantie maakte mijn hoofd op een plezierige manier leeg. Sleepliften en bobbelpisten liepen door elkaar heen. Mijn skipas fladderde aan een elastiek achter mijn hoofd,mijn zonnebril kleurde sneeuw blauw,maar de rust was opeens opmerkelijk .Ben ik misschien net een gondel ingestapt? “Meneer v.Verre”,klonk een stem van de tandartsassistente door de intercom. Ik had langer willen wachten met opstaan,niet om de tandarts te kunnen ontlopen, maar om mijn gedachten verder te beleven in de foto aan de muur. Ik stond op en wilde de rits van mijn pak naar beneden trekken,maar dat was niet nodig omdat ik geen skipak meer aan had. Ik raakte bijna uit balans,knikte naar de overige wachtende patiënten, die ik nog niet eerder had gezien en stamelde iets van grüß Gott.
Wachten,wachten waarop eigenlijk? We zouden de wachtkamer moeten beleven als spirituele ruimte om tot onszelf te komen. Een plaats voor meditatie bij de dokter,tandarts of in het ziekenhuis. Dan klaagt er niemand meer:”wat heb ik lang moeten wachten”,maar:” ben ik nu al aan de beurt,wat jammer”.

J.J.v.Verre/1991.

woensdag 10 maart 2010

Iran


Liefdeloos gebroed van confessionele overheersing. Prachtig land met gewetensvolle, liefde uitstralende, intelligente mensen. Onrust in Teheran. Mijn blik dwaalt over het drukke beeldscherm van het late journaal. Protestbetogingen in de volle straten van de hoofdstad. Zal het de bevolking lukken om zich te bevrijden van de godsdienstige dictatuur?
Het land van de oude wijsheid, van de islamitische revolutie, van de oorlog met Irak. Het land van de Ayatollahs en Sjiieten.
Land van de Ariërs,land van koning Darius, van Persepolis, van Perzen, Meden en Assyriërs.
De bakermat van ons veilig voelende West-Europa.
De tijd zal de wonden helen ook in het politiek verscheurde land, waar de religieuze politie de kleding voorschriften bij vrouwen controleert. Oppositieleider gearresteerd. Nieuwe betogingen kunnen niet worden bevestigd, omdat journalisten niet meer worden toegelaten. De betogers maken opnamen met hun mobieltjes. Onduidelijke beelden,schotenwisseling en wegrennende mensen, leger en politie die proberen om de horden betogers uiteen te drijven.
Het Iranese regime wacht niet op buitenlandse inmenging. De vrijheidswil van het volk rolt als een sneeuwbal door de straten van Teheran. Misschien dat 2010 het einde betekent van de religieuze dictatuur en plaats kan maken voor een democratie met vrije verkiezingen. Religie in vrijheid. Wij zijn allen een stukje van dezelfde scheppende energie en moeten blijven waken dat we niet de ander willen overtuigen van beter weten.
Beter weten of beter zijn, laten we niet vergeten dat we allen dezelfde zijn.

    J.J.v.Verre.