maandag 7 november 2011

Omarm mij.

 

Ik hoor je stem in de brullende wind. Gegeseld  door het striemende voortjagende zand, dat mijn ogen doet sluiten en mijn mutsloze oren pijnigt. Het eens zo lieflijke strand kent geen erbarmen met slecht geklede wandelaars. Schuimvlokken los geblazen van de voortrollende golven in de branding. Ik hoor je adem in de zee en kijk naar de oprukkende vloedlijn. De stappen in het mulle zand maken afdrukken van een verlaten mens, dat zich stoer wil voelen na een verbroken relatie. Ik worstel verder tegen de wind in en stap  over aangespoelde flessen, stukken hout en dode kwallen. Mijn leven is ondragelijk verminkt zonder jouw liefde en op dit moment ontbeer ik jouw warmte het meeste.

Ik leun tegen de stormkracht van de wind en wens dat jij bij me bent. Dat ik je tegen mij aan kan drukken met je stevige borsten en je hete, koele lippen. Ik roep je naam  en denk aan een gedicht van Paul Verlaine: “Het huilt in mijn hart, zoals het regent op mijn pad”. Mijn hart verdronken in jouw liefde. Het woeste weer doet mij daarna weer vermannen en fluistert mij nieuwe gedachten in. Nieuwe ideeën en nieuwe kansen op een gelukkiger bestaan. Ik steek mijn arm uit en dans met de wind in het rond, ik voel de warmte weer terugkeren en ook het  geloof in nieuwe kansen.

Ik verlaat de vloedlijn en loop in de richting van de boulevard. Een warme kom soep  zou de laatste resten  van mijn kilte kunnen verdrijven. De aanlandige luchtstroom  bracht mij razend snel naar de gewenste plek en toen ik de deur van de horeca onderneming open deed, voelde het goed en waren al die nare gedachten geheel verdwenen. Er stonden een aantal stoelen rond een potkachel. Ik nam plaats op een van de twee nog  vrije stoelen en trok mijn jas uit. Een jongen met een schort voor kwam naar mij toe en vroeg me of ik iets wilde bestellen. Het eerste idee van die soep zat nog in mijn hoofd en dus bestelde ik een erwtensoep met brood. Nadat de soep was gebracht, kwam er een roodharige vrouw binnen met een grote,  geelbruin gekleurde  hond en kwam naast mij zitten rond de kachel. Ja, lekker soep daar heb ik ook zin in, was haar eerste openingszin, welke ik direct beantwoordde met de aansluiter: “ Ja dat is een keuze die je helemaal opwarmt en al die koude uit je lichaam doet verdwijnen”.  Ze keek me observerend aan en zei :” Je probeert me toch niet met die soep te versieren?”  Het leven is spannend genoeg, maar meestal nooit spannender dan in je eigen fantasie. Het spookte razendsnel in mijn hoofd, flarden van zinnen en vloeiend in elkaar overlopende situaties drongen zich op. Ik keek haar aan en zei met een ietwat vileine stem: nee het spijt me, maar deze stoel is bezet, mijn vriendin is even naar het toilet. Ik geloof je niet zei ze, ik zag je net op het strand wandelen en als een malloot ronddraaien in de harde wind. Ik zag je hier naar binnen gaan en van een andere  vriendin is volgens mij geen sprake. Ik keek recht in haar ogen en ontwaarde een begin van een lach, welke zich ook over mijn gelaat voortplantte.

Doe je jas uit dan ga ik een bakje  water voor  je hond halen. Het klikte meteen, ook met die hond die Casper bleek te heten. We bezaten enkele gezamenlijke kennissen  rond Den Haag. Wat haar naam was hoorde ik pas enkele  dagen later toen ik het 06-nummer intoetste dat ze op onze samengevoegde  rekening had geschreven. Na enkele uren praten met soep, appeltaart en enkele glazen wijn liep ik omarmd  naar buiten  met een potentieel nieuwe vriendin en een  leuke hond. Wat een rijke ontmoeting na al die gure ellende.

  J.J.v.Verre/1999.

vrijdag 4 november 2011

Diep in de aarde.

 

Verstoken van het licht van de zon, van de zuurstof van de groene planten leven de aardglobbers op een diepte van drie duizend meter. Bij een temperatuur van 48 graden Celsius is er nog water aanwezig dat 3000 tot 12.000 jaren oud is en een geringe hoeveelheid zuurstof bevat. Onze lichamen worden gerekend tot de wormachtige en zijn zo’n halve millimeter lang. Een deel van ons haalt het kleine beetje zuurstof uit het omringende water om te kunnen ademen,  andere soorten kunnen van koolzuur leven.  Wij voeden ons met  bacteriën die in het water voorkomen. De menselijke wetenschappers noemen ons nematoden en onze soort : Halicephalobus mephisto.  Mephisto verwijst naar Mephistoles, de duivel, hij die niet van het  licht houdt. 

Ja, het is hier wel aarde donker. Wij noemen onszelf aardglobbers en hebben een geïsoleerd en duister leven. Maar binnen die omringende duisterheid kennen wij het bovengrondse leven. Wij kunnen als kleine entiteiten participeren in het netwerk van verbonden energie, die ook de mensen met elkaar verbindt. We zijn deel van het bovenaardse leven door verbondenheid. We kunnen inloggen op de gedachten, de pijn van honger en verdriet voelen en contact maken met de bovenaardse bewoners. De mensen weten niets af van ons bestaan en zouden zich rot schrikken dat een stelletje wormen in de duistere diepte meeluistert met hun persoonlijke belevenissen. Onderling zijn wij als individueel  bewustzijn een deel van een geheel en het geheel is weer een deel van het individuele. We aanschouwen de menselijke strijd tussen goed en slecht, maar weten zelf dat de duale keuzes een illusoire betekenis hebben. Ons ruime bewustzijn stelt ons in staat om ook op andere planeten te leven. De wil tot het creëren van nieuwe mogelijkheden kan ons doen verhuizen naar  Mars, waar we oorspronkelijk vandaan zijn gekomen. 

Wij kunnen leven met en zonder fysiek lichaam en het begrip sterven en  de dood  kennen we alleen in de mensen film, maar niet in onze gemeenschap. Wij communiceren  onderling via het deels gezamenlijke bewustzijn en kennen niet het gevoel van individualiteit. Wel het besef van de denkende entiteit, maar alleen  dan wel in sterke verbondenheid. We maken expedities naar boven om het menselijke DNA te bemachtigen, wat we dan weer kunnen uitlezen, waarna het mogelijk is om gegevens omtrent het aardse leven te visualiseren. Wij kennen zelf  geen dag en nacht en geen winter noch  zomer.  De tijd kan zowel vooruit als achteruit lopen en kan stil blijven staan op het moment nul, zolang wij geen bewuste beslissing hebben genomen. Wij slapen niet maar kennen geen activiteit  op nul momenten. Op zo’n moment bestaan we even niet en zijn alleen verbonden met het veld van energie. We verplaatsen ons met  de snelheid van ons denken en kunnen weer aarden op de plaats waar wij in gedachten naar toe willen. Daar waar het warm en donker is.

    J.J.v.Verre.