vrijdag 1 april 2011
Het trapgat.
Het denken was gedoemd om te verdwijnen in het helse licht. Mijn ogen sluiten deed het beeld niet verdwijnen. Met geopende ogen was het niet mogelijk om waar te nemen. Was dit nu de werkelijkheid van het inferno of het begin van een energetische versmelting met de ziel van het universum? Ik deed voorzichtig nog een klein stapje naar voren, maar de kracht van het licht duwde mij terug op de bewegende houten loopbrug. Ik voelde dat het mysterie zich zou ontvouwen indien het me lukte om verder te lopen. Vooruit tot het einde van de schommelende trap, welke was gemarkeerd door twee donkere paaltjes. Deze paaltjes begrensden het einde van de aardse zekerheid, boven het ravijn van de onbekende energieën. Een zwart gat van opgeslorpte fotonen of een broedplaats van nieuwe materie, weggeslingerd uit de moederschoot van het zijn. Ik sloot mijn ogen nog krachtiger, maar bleef alles op dezelfde wijze waarnemen. Ik begon enigszins aan de intensiteit van het licht te wennen, toen het geleidelijk aan wat rustiger werd in mijn perceptie van die waanzinnige beelden van blauw, paars en ultraviolet gekleurde energieën. Ik liep een paar stappen vooruit maar nu was het niet alleen het licht, maar ook de warmte en de trilling van de brug onder mijn voeten , die mij weer tot stilstand maande. Ik wilde en zou naar die twee paaltjes toe en ontbeerde nu een goede zonnebril en de moed om verder te gaan naar het einde van de wereld. De brug begon steeds heftiger te schudden en ik moest me aan de kabels vasthouden om niet te vallen. De kabels sloegen tegen mijn handen aan en het hout onder mijn voeten kraakte.
Waarom wilde ik verder gaan op dit pad, dat misschien naar het einde van mijn bestaan liep. Mijn rationele denken werd geblokkeerd en mijn intuïtie nam die rol over en dreef mij naar voren. Nog enkele stappen was ik verwijderd van de twee paaltjes. De drang van een ongekende nieuwsgierigheid werd steeds sterker, zodat de angst voor het onbekende mij niet meer kon weerhouden. Met trillende handen pakte ik een van de paaltjes beet. De trap was aan het einde nauwer en ruste op niets en hing aan niets. Hij zweefde als het ware in de lucht. Ook de trap was tot rust gekomen en trilde niet meer. Ik keek naar beneden maar zag niets. Toen opende ik een van mijn ogen en keek door het trapgat.
Ik zag het meest wonderlijke beeld dat ik ooit had aanschouwd. Het was het begin van de mensheid, het begin van mijn mens-zijn, het begin van het begin, zoals je altijd al hebt geweten dat het er zo zou uitzien, als je het zou kunnen zien. Alles was nu duidelijk geworden. Dit was nu de werkelijkheid zoals ik die nog nooit had gezien. De werkelijkheid die ik niet kan beschrijven.
J.J.v.Verre.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten