donderdag 9 december 2010
Duisternis.
Dolend in die onbekende ruimte. Op zoek naar een lichtschakelaar. De muren met mijn vingers aftastend en half struikelend over allerlei obstakels die mijn blote tenen bezeerden. De wens om mijn blaas te kunnen ontledigen was sterker geweest dan de lust om in dat bed te blijven. Ik weet niet in wat voor een bed ik lag, maar het was in ieder geval lang genoeg om me geheel te kunnen strekken. De vingertocht langs de muur werd onderbroken door een deurpost en even later gleed mijn hand over een houten deurknop. Ik probeerde de deur te openen, doch deze leek op slot. Waarom gaat deze deur niet open ? Er kwam geen antwoord ,want niemand luisterde naar deze vraag in mijn hoofd. Ik vroeg me af hoe ik hier was gekomen. Maar dat was nu niet zo belangrijk. Ik moest nodig plassen, dat was prioriteit nummer een. Ik sjokte half naakt verder met mijn hand als geleider, tastend naar uitsparingen in de muur. Wat was het aarde donker, het leek wel een ruimte diep onder de grond, zonder ramen of andere bronnen die het licht konden binnen laten.Aan de muur waren vreemde objecten bevestigd, hoogst opmerkelijk voor een slaapvertrek. Ik stak mijn hand omhoog en raakte het plafond . Vreemd zo’n lage slaapkamer. Ik liep tegen een stoel aan en bezeerde mijn knie. Er viel iets van de stoel op de grond, het geluid leek op dat van een metalen emmer of een leeg verfblik. Ik taste op de grond en hield een hengsel vast wat aan een leeg blik vastzat. Ik bedacht me geen moment en bevrijdde mijn opgezette blaas van zijn hinderlijke inhoud. Wat een heerlijk gevoel was dat nadat de laatste druppel mijn lichaam had verlaten. Nu weer snel terug naar dat heerlijke bed. Ik schuifelde voetje voor voetje terug in de richting waar ik vandaag dacht te zijn gekomen. Ik herkende de deurpost , rammelde aan de knop van de deur, maar er was geen beweging in te krijgen. Ik liet het raadsel van de dichte deur achter me en stapte voorzichtig achteruit naar het midden van de ruimte. Na enkele obstakels te hebben genomen kwam ik weer bij een muur uit. Ik had de ruimte doorkruist zonder dat bed tegen te zijn gekomen, hetgeen me verbaasde. Ik moest mij strategie veranderen om weer snel verder te kunnen slapen. Ik bukte me en ging verder al kruipend over de vloer. Een koude stenen vloer. De eerstvolgende zacht aanvoelende plek zou mijn slaapplaats worden. Op de tast kroop ik over de grond en kwam de meest vreemdsoortige attributen tegen welke meer in een schuur dan in een slaapkamer thuishoorden. Waar was nu mijn slaapplaats gebleven? Ik ging weer rechtop staan en stootte mijn hoofd hard tegen een soort van verwarmingsbuis. Ik zag even sterretjes en dat was het laatste brokje licht wat ik me kan herinneren. Ik zonk langzaam weg in een moeras van doe het zelf spullen. Mijn hoofd tolde als een draaiboor, staande gehouden door de pijn van een spijkerpistool, verward in een rol prikkeldraad. Het werd geen slapen meer, maar overleven. Mijn geest verbrak het contact met de wereld en uiteindelijk viel ik in een soort van slaap. Met mijn hoofd op iets zachts.
De volgende middag werd ik wakker in de kelder van mijn opa, die als knutsel ruimte diende. Met mijn hoofd op een stapel jute zakken waar vroeger kolen in hadden gezeten. Met een bonkende hoofdpijn probeerde ik te gaan staan en herinnerde mij nu dat ik de avond tevoren wat veel had gedronken en naar de kelder was gegaan om een nieuwe fles wijn te halen. Een bed stond er niet, maar wel een vies, oud stukje tapijt, wat bedrieglijk zacht had aangevoeld. De dichte deur was van een oud kolenhok dat al vele jaren geen dienst meer deed.
De werkelijkheid wordt als een droom beleefd als je door de alcohol bent vergiftigd.
J.J.v.Verre/1987.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten