maandag 20 december 2010

Dromerij.


De droom was sterk genoeg om te blijven denken aan het avontuur welke zich in mijn hoofd had afgespeeld. De stem van mijn verlangen was doorgebroken in de schijnwereld van de imaginaire gebeurtenissen, die bij het ontwaken meestal sublimeren in het daglicht. Het verloren gevecht tegen de vervliegende herinnering die meestal snel oplost in een wolk van vergetelheid. Maar die ochtend was anders, de droom maakte zich niet van mij los en dreef niet aan mij voorbij, doch bleef in mijn hoofd aanwezig als een parallelle werkelijkheid. Als ik mij concentreerde op mijn omgeving, hield het dromen even op , maar als ik even verslapte in mijn alertheid of mijn ogen kortdurend sloot kwam de droomtoestand weer terug. Deze dromerij was heel bijzonder en bracht mij in de gelegenheid het gedroomde als wakkere te kunnen ervaren en beter te kunnen omschrijven wat ik exact aan het dromen was. De belevenis welke ik droomde speelde zich af op een groot schip dat van Rotterdam naar New York voer. De naam van het schip, de Statendam, bracht mij in associatie wisselend terug naar de dodenherdenking in Amsterdam,waar veel mensen in stilte stonden te kijken naar iets wat ik niet kon waarnemen, met op de achtergrond het geluid van de klapperende kabels van de vlaggenmasten, die door de wind een belangrijke bijrol speelden in de ongewone stilte. De korst was door de jaren heen bijna sterk genoeg geworden om de wond te beletten te huilen. De wind huilde rond het bovenste dek en je moest je aan de reling vasthouden om niet van je plek te worden geblazen. De zee was ruw en de regen striemde mijn gelaat. Het geluid van klepperende kabels bracht mij in resonantie met de wereld, met de boot en met mijn eigen gedachten. Ondanks het barre weer voelde het goed en kon ik, als de keuze zich voordeed naar binnen gaan en de warmte en beschutting opzoeken. Maar de keuze deed zich niet voor, ik had niet daadwerkelijk iets te kiezen, want ik was toeschouwer van een gebeurtenis, die zich in mijn hoofd afspeelde. Ik wachtte in gedachte totdat de koude mij naar binnen zou laten gaan, maar dit gebeurde niet. De velen kransen en bloemen die bij het monument werden neergelegd door onze koningin, hoogwaardigheidsbekleders, militairen, overlevenden en gewone burgers, kleurden het wit en grijs van de eerbiedigheid. Een lange rij liep langs het monument als eerbetoon aan de gesneuvelde landgenoten. Ik rilde van de kou en verlangde naar de warmte, het licht, het leven en de liefde.

De grote boot begon steeds meer te deinen en de golven werden hoger. Er was niemand aan dek en ik stond verkleumd te wachten op iets dat zich zou kunnen voltrekken in een onbekende verwachting, met mijn beide handen de reling omklemd. Te gek voor woorden, niet te begrijpen, doch wel de gedroomde werkelijkheid. De mensenmassa op de Dam loste langzaam op en de bloemenpracht bij het monument, kleurde het leven in licht en verjoeg de duisternis. Hoe kon ik een dreigende ramp met dit schip voorkomen? De spanning in mijn beleving van angst en kilte werd sterker en de ervaren eenzaamheid maakte mij hopeloos. Verstoken van rust, warmte en liefde wilde ik een bloem zijn, geplukt of afgesneden en gedragen in een warme hand. De duisternis dimde mijn gezichtsveld en een sterke hand trok mij weg van de reling. U moet naar binnengaan, het is nu gevaarlijk aan dek. Een deur ging open en ik werd naar binnen gezogen in een prettig warme ruimte.

Er stonden tafels met alleen maar bloemen en ook de vloer was bezaaid met bloesem en bloemknoppen. Ik raapte wat op en had een echte bloem in mijn hand. Net zo’n bloem die ik had willen zijn in de kille eenzaamheid. Ik liep terug naar mijn hut, kleedde me uit en ging op bed liggen. Daarna stond ik op en dacht na over die rare dromerij.

J.J.v.Verre.

donderdag 9 december 2010

Duisternis.

                            Duisternis is een licht loze ruimte die de mens wil verstoppen in onzichtbaarheid.


Dolend in die onbekende ruimte. Op zoek naar een lichtschakelaar. De muren met mijn vingers aftastend en half struikelend over allerlei obstakels die mijn blote tenen bezeerden. De wens om mijn blaas te kunnen ontledigen was sterker geweest dan de lust om in dat bed te blijven. Ik weet niet in wat voor een bed ik lag, maar het was in ieder geval lang genoeg om me geheel te kunnen strekken. De vingertocht langs de muur werd onderbroken door een deurpost en even later gleed mijn hand over een houten deurknop. Ik probeerde de deur te openen, doch deze leek op slot. Waarom gaat deze deur niet open ? Er kwam geen antwoord ,want niemand luisterde naar deze vraag in mijn hoofd. Ik vroeg me af hoe ik hier was gekomen. Maar dat was nu niet zo belangrijk. Ik moest nodig plassen, dat was prioriteit nummer een. Ik sjokte half naakt verder met mijn hand als geleider, tastend naar uitsparingen in de muur. Wat was het aarde donker, het leek wel een ruimte diep onder de grond, zonder ramen of andere bronnen die het licht konden binnen laten.Aan de muur waren vreemde objecten bevestigd, hoogst opmerkelijk voor een slaapvertrek. Ik stak mijn hand omhoog en raakte het plafond . Vreemd zo’n lage slaapkamer. Ik liep tegen een stoel aan en bezeerde mijn knie. Er viel iets van de stoel op de grond, het geluid leek op dat van een metalen emmer of een leeg verfblik. Ik taste op de grond en hield een hengsel vast wat aan een leeg blik vastzat. Ik bedacht me geen moment en bevrijdde mijn opgezette blaas van zijn hinderlijke inhoud. Wat een heerlijk gevoel was dat nadat de laatste druppel mijn lichaam had verlaten. Nu weer snel terug naar dat heerlijke bed. Ik schuifelde voetje voor voetje terug in de richting waar ik vandaag dacht te zijn gekomen. Ik herkende de deurpost , rammelde aan de knop van de deur, maar er was geen beweging in te krijgen. Ik liet het raadsel van de dichte deur achter me en stapte voorzichtig achteruit naar het midden van de ruimte. Na enkele obstakels te hebben genomen kwam ik weer bij een muur uit. Ik had de ruimte doorkruist zonder dat bed tegen te zijn gekomen, hetgeen me verbaasde. Ik moest mij strategie veranderen om weer snel verder te kunnen slapen. Ik bukte me en ging verder al kruipend over de vloer. Een koude stenen vloer. De eerstvolgende zacht aanvoelende plek zou mijn slaapplaats worden. Op de tast kroop ik over de grond en kwam de meest vreemdsoortige attributen tegen welke meer in een schuur dan in een slaapkamer thuishoorden. Waar was nu mijn slaapplaats gebleven? Ik ging weer rechtop staan en stootte mijn hoofd hard tegen een soort van verwarmingsbuis. Ik zag even sterretjes en dat was het laatste brokje licht wat ik me kan herinneren. Ik zonk langzaam weg in een moeras van doe het zelf spullen. Mijn hoofd tolde als een draaiboor, staande gehouden door de pijn van een spijkerpistool, verward in een rol prikkeldraad. Het werd geen slapen meer, maar overleven. Mijn geest verbrak het contact met de wereld en uiteindelijk viel ik in een soort van slaap. Met mijn hoofd op iets zachts.

 De volgende middag werd ik wakker in de kelder van mijn opa, die als knutsel ruimte diende. Met mijn hoofd op een stapel jute zakken waar vroeger kolen in hadden gezeten. Met een bonkende hoofdpijn probeerde ik te gaan staan en herinnerde mij nu dat ik de avond tevoren wat veel had gedronken en naar de kelder was gegaan om een nieuwe fles wijn te halen. Een bed stond er niet, maar wel een vies, oud stukje tapijt, wat bedrieglijk zacht had aangevoeld. De dichte deur was van een oud kolenhok dat al vele jaren geen dienst meer deed.
De werkelijkheid wordt als een droom beleefd als je door de alcohol bent vergiftigd.

J.J.v.Verre/1987.