De droom was sterk genoeg om te blijven denken aan het avontuur welke zich in mijn hoofd had afgespeeld. De stem van mijn verlangen was doorgebroken in de schijnwereld van de imaginaire gebeurtenissen, die bij het ontwaken meestal sublimeren in het daglicht. Het verloren gevecht tegen de vervliegende herinnering die meestal snel oplost in een wolk van vergetelheid. Maar die ochtend was anders, de droom maakte zich niet van mij los en dreef niet aan mij voorbij, doch bleef in mijn hoofd aanwezig als een parallelle werkelijkheid. Als ik mij concentreerde op mijn omgeving, hield het dromen even op , maar als ik even verslapte in mijn alertheid of mijn ogen kortdurend sloot kwam de droomtoestand weer terug. Deze dromerij was heel bijzonder en bracht mij in de gelegenheid het gedroomde als wakkere te kunnen ervaren en beter te kunnen omschrijven wat ik exact aan het dromen was. De belevenis welke ik droomde speelde zich af op een groot schip dat van Rotterdam naar New York voer. De naam van het schip, de Statendam, bracht mij in associatie wisselend terug naar de dodenherdenking in Amsterdam,waar veel mensen in stilte stonden te kijken naar iets wat ik niet kon waarnemen, met op de achtergrond het geluid van de klapperende kabels van de vlaggenmasten, die door de wind een belangrijke bijrol speelden in de ongewone stilte. De korst was door de jaren heen bijna sterk genoeg geworden om de wond te beletten te huilen. De wind huilde rond het bovenste dek en je moest je aan de reling vasthouden om niet van je plek te worden geblazen. De zee was ruw en de regen striemde mijn gelaat. Het geluid van klepperende kabels bracht mij in resonantie met de wereld, met de boot en met mijn eigen gedachten. Ondanks het barre weer voelde het goed en kon ik, als de keuze zich voordeed naar binnen gaan en de warmte en beschutting opzoeken. Maar de keuze deed zich niet voor, ik had niet daadwerkelijk iets te kiezen, want ik was toeschouwer van een gebeurtenis, die zich in mijn hoofd afspeelde. Ik wachtte in gedachte totdat de koude mij naar binnen zou laten gaan, maar dit gebeurde niet. De velen kransen en bloemen die bij het monument werden neergelegd door onze koningin, hoogwaardigheidsbekleders, militairen, overlevenden en gewone burgers, kleurden het wit en grijs van de eerbiedigheid. Een lange rij liep langs het monument als eerbetoon aan de gesneuvelde landgenoten. Ik rilde van de kou en verlangde naar de warmte, het licht, het leven en de liefde.
De grote boot begon steeds meer te deinen en de golven werden hoger. Er was niemand aan dek en ik stond verkleumd te wachten op iets dat zich zou kunnen voltrekken in een onbekende verwachting, met mijn beide handen de reling omklemd. Te gek voor woorden, niet te begrijpen, doch wel de gedroomde werkelijkheid. De mensenmassa op de Dam loste langzaam op en de bloemenpracht bij het monument, kleurde het leven in licht en verjoeg de duisternis. Hoe kon ik een dreigende ramp met dit schip voorkomen? De spanning in mijn beleving van angst en kilte werd sterker en de ervaren eenzaamheid maakte mij hopeloos. Verstoken van rust, warmte en liefde wilde ik een bloem zijn, geplukt of afgesneden en gedragen in een warme hand. De duisternis dimde mijn gezichtsveld en een sterke hand trok mij weg van de reling. U moet naar binnengaan, het is nu gevaarlijk aan dek. Een deur ging open en ik werd naar binnen gezogen in een prettig warme ruimte.
Er stonden tafels met alleen maar bloemen en ook de vloer was bezaaid met bloesem en bloemknoppen. Ik raapte wat op en had een echte bloem in mijn hand. Net zo’n bloem die ik had willen zijn in de kille eenzaamheid. Ik liep terug naar mijn hut, kleedde me uit en ging op bed liggen. Daarna stond ik op en dacht na over die rare dromerij.
J.J.v.Verre.