-Een dag met mist en regen-
In mistige regen, kwam ik haar tegen. Haar bruine haar wat
korter deels verstopt onder een groene pet. Met oorringen als een hoelahoep zo
groot, waarbij ik me afvroeg of een beetje turner zijn dagelijkse oefeningen
aan menselijke oren had kunnen doen. Ik herkende haar direct, maar zij mij niet.
De pijn die deze niet herkenning veroorzaakte kwam pas later. Misschien dat
haar visuele herkenning werd ondermijnd door de alcohol die mogelijk
verwoestend te werk was gegaan in het gebied van haar temporale kwab. Maar die
overweging liet ik snel varen toen later bleek dat zij zich alle andere jongens uit
onze klas nog goed herinnerde.
Ik sprak haar aan en zei: “Hai Patricia, wat leuk je weer
eens te zien”. Haar grote blauwe ogen staarde naar mijn paraplu, daarna gericht
op mijn natte schoenen en keek vervolgens naar mijn wat grote oren. Joris? Nee,
ik ben Jaap. Jaap? Waar moet ik jou van kennen? Van school zei ik heel snel.
Van welke school, vroeg ze mij. Van de lagere school zei ik in gedachten en
probeerde het beeld van vroeger weer voor de geest te halen. Zat jij bij mij in
de klas? Ja Patricia, zes jaar lang. En zes jaren was ik verliefd op je, maar
dat zei ik niet. Heette je vroeger ook al Jaap? Ja, Jan-Jaap officieel. Oh ja,
nu weet ik het weer. Er zat zo’n klein ventje in onze klas met van die grote
flaporen en zo’n ijzer brilletje. Wij noemde hem Jan Aap. Ja, dat was ik. Nou
leuk om je weer eens te hebben gezien Jan, maar ik ben nogal gehaast en door
hier te blijven praten kunnen ze mij op kantoor zo uitwringen.
Ik keek haar na en dacht aan die vervelende schooltijd.
Altijd gepest en regelmatig zonder rugtas naar huis, lopend naast mijn fiets, omdat een van mijn
klasgenootjes voor de zoveelste keer het ventiel er had uitgedraaid. Maar
Patricia deed nooit zelf mee aan de pesterijen en voor mij was zij een licht in
de duisternis, een droomvriendin, een heilige, een onbereikbaar ideaal beeld
van een vrouw.
Toen ik thuiskwam en mijn natte schoenen onder de verwarming
zette, bleef ik nadenken over het recente voorval. Ik had nog zoveel aan haar
willen vragen. Maar het ergste was dat zij mij helemaal niet herkende. Ik keek
in de spiegel en zag die Jan-aap met z’n flaporen, maar ik zag ook wat anders. Ik
zag de man die ik was geworden, die onherkenbaar was veranderd, die zo was
veranderd dat zelfs het leukste meisje van mijn oude klas, mij niet meer
herkende. Ik voelde me sterker worden en het bedrukte gevoel wat er was, ebde
langzaam weg. Ik geloof weer in mijn leven in het heden en schrijf voor haar,
Patricia het volgende gedicht:
in mistige regen kwam ik je tegen
ben jij het echt? jij kende mij slecht
mijn oren die horen veranderde mijn naam
geloofde in jou verlaat mijn trouw
vergeet wie ik was ben nog maar pas
de held in de spiegel die er net nog niet was
J.J.v.Verre.