Knagende liefdespijn die mijn denken
niet kon losmaken van jouw gevouwen foto. Ik had hem moeten koesteren in de
binnenzak van mijn colbertje, dicht bij mijn hart. Of netjes in een lijstje op
mijn bureau moeten zetten, ja dat was
wel gepast of nog beter en beschermend
misschien tussen de bladzijden van een
dik boek. Nee ik had mijn waardevolle bezit in vieren gevouwen en in de
prullenbak gesmeten. Ik was boos, teleurgesteld, verlaten en alles werd door mij als onredelijk
ervaren. Mijn toekomst zou blijven steken omdat ik in het nu was verdwaald. Ik
was de weg kwijt geraakt, nadat ik van het liefdespad was afgegleden.
Aanvankelijk gevallen in een diepe put vol met liefdestranen vermengt met de
ochtendlucht van veel gemorst bier. Jouw beeltenis was bijna ten prooi onder
gegaan in een berg afval, verrot,
misschien wel verbrand en in ieder geval verloren. Nee ik wilde je niet
voor eeuwig verliezen, ik wilde geen verliezer zijn, ik wilde winnen, jouw
respect herwinnen.
Het is niet zover gekomen, ik heb je weer uit de mand
gevist, glad gestreken en dromerig bewonderd. Je mooie ogen waren gespaard
gebleven, maar jou volle mond was enigszins gebroken. Ik gaf een kus op je mond
en zei zachtjes: ”sorry”. Ik zette je neer tegen het fotolijstje van mijn
ouders, die je nu overschaduwde met je innemende lach, twinkelende ogen en
verwaaide haren.
Ik dacht terug aan toen op de
veerboot naar Terschelling, waar ik die foto had geschoten en het begin was
geweest van een onstuimige liefdesvakantie. We waren een geweest in een kleine
tent en in een slaapzak. Gevreeƫn in de duinen, toekomst idealen besproken
tijdens het wandelen en fietsen, te veel gedronken en weinig geslapen en spelend, slenterend met blote voeten langs de
waterlijn. Terschelling was het paradijs op aarde. Het bereikbare ideaal in
mijn nog jonge liefdesleven.
Ik pakte jouw foto weer op en liep
naar de boekenkast. Nu wist ik waarom ik dat boek met harde kaft uit mijn
ouderlijk huis had meegenomen. Het boek waaruit mijn grootmoeder mij voorlas
voor het slapen gaan. Ik pakte het uit de kast en sloeg het halverwege open. Ik
legde mijn waardevolle uitgevouwen aandenken op de bladzijde, alsof ik het
dierbaarste ten grave droeg en sloeg het boek dicht. “Alleen op de wereld”, ging
weer terug in de kast en jij zat veilig opgesloten tot het moment dat mijn
herinnering zou fluisteren dat ik jou bijna was vergeten. Dan zou ik jou
opzoeken en de herinneringen aan vroeger opnieuw downloaden. Mijn verdriet had
zich vermand en mijn leven kon weer verder naar een nieuwe toekomst. Het was de
stem van mijn grootmoeder die zei: “Je bent nooit alleen op de wereld”.
J.J.v.Verre.