zaterdag 28 april 2012

Foto.



Knagende liefdespijn die mijn denken niet kon losmaken van jouw gevouwen foto. Ik had hem moeten koesteren in de binnenzak van mijn colbertje, dicht bij mijn hart. Of netjes in een lijstje op mijn bureau  moeten zetten, ja dat was wel gepast of nog beter en beschermend misschien  tussen de bladzijden van een dik boek. Nee ik had mijn waardevolle bezit in vieren gevouwen en in de prullenbak gesmeten. Ik was boos, teleurgesteld,  verlaten en alles werd door mij als onredelijk ervaren. Mijn toekomst zou blijven steken omdat ik in het nu was verdwaald. Ik was de weg kwijt geraakt, nadat ik van het liefdespad was afgegleden. Aanvankelijk gevallen in een diepe put vol met liefdestranen vermengt met de ochtendlucht van veel gemorst bier. Jouw beeltenis was bijna ten prooi onder gegaan in een berg afval, verrot,  misschien wel verbrand en in ieder geval verloren. Nee ik wilde je niet voor eeuwig verliezen, ik wilde geen verliezer zijn, ik wilde winnen, jouw respect herwinnen. 

Het is niet zover gekomen, ik heb je weer uit de mand gevist, glad gestreken en dromerig bewonderd. Je mooie ogen waren gespaard gebleven, maar jou volle mond was enigszins gebroken. Ik gaf een kus op je mond en zei zachtjes: ”sorry”. Ik zette je neer tegen het fotolijstje van mijn ouders, die je nu overschaduwde met je innemende lach, twinkelende ogen en verwaaide haren.
Ik dacht terug aan toen op de veerboot naar Terschelling, waar ik die foto had geschoten en het begin was geweest van een onstuimige liefdesvakantie. We waren een geweest in een kleine tent en in een slaapzak. GevreeĆ«n in de duinen, toekomst idealen besproken tijdens het wandelen en fietsen, te veel gedronken en weinig geslapen en  spelend, slenterend met blote voeten langs de waterlijn. Terschelling was het paradijs op aarde. Het bereikbare ideaal in mijn nog jonge liefdesleven.

Ik pakte jouw foto weer op en liep naar de boekenkast. Nu wist ik waarom ik dat boek met harde kaft uit mijn ouderlijk huis had meegenomen. Het boek waaruit mijn grootmoeder mij voorlas voor het slapen gaan. Ik pakte het uit de kast en sloeg het halverwege open. Ik legde mijn waardevolle uitgevouwen aandenken op de bladzijde, alsof ik het dierbaarste ten grave droeg en sloeg het boek dicht. “Alleen op de wereld”, ging weer terug in de kast en jij zat veilig opgesloten tot het moment dat mijn herinnering zou fluisteren dat ik jou bijna was vergeten. Dan zou ik jou opzoeken en de herinneringen aan vroeger opnieuw downloaden. Mijn verdriet had zich vermand en mijn leven kon weer verder naar een nieuwe toekomst. Het was de stem van mijn grootmoeder die zei: “Je bent nooit alleen op de wereld”.

     J.J.v.Verre.