Het was in de paasvakantie van 1964. Ik was met mijn ouders en vrienden van hen in Grundhof, een klein plaatsje in Luxemburg. In een hotel aan een beekje,dat bekend stond om zijn gezellige bar en uitstekende keuken. We gingen daar wel vaker tijdens een korte schoolvakantie heen en maakten lange wandelingen met onze bergschoenen en wandelstokken vol met toeristische plaatjes. Lekker spelen en met stenen de stroom in de beek proberen te veranderen en soms zwemmen in het altijd koude water.
Op een middag zou ik met mijn broertje naar een grot gaan,die we het jaar tevoren hadden ontdekt. Na vijf minuten wandelen begon het zachtjes te regenen en mijn broer wilde weer terug naar het hotel lopen. Ik ging alleen verder en toen ik in de buurt van de grot kwam,die niet gemakkelijk te vinden was, begon het hard te regenen en barstte even later het onweer los. Luide donderslagen galmden tussen de heuvels. Ik wilde in de grot schuilen en had mijn zaklantaren meegenomen, om deze keer dieper de spelonk binnen te gaan. Toen ik de schuilplaats betrad, zocht het schijnsel van de staaflamp naar een plek waar ik kon verblijven, totdat het onweer over was. Ik richtte de lamp in de richting van het duister en schrok om wat ik in het schijnsel zag. Er zat een oude man op een rotsblok in het donker. De man was schaars gekleed met eenvoudige sandalen en had een stok in zijn hand. Hij deed me denken aan de Indiase leider ,die de actieve geweldloosheid propagandeerde en in 1948 in Delhi was vermoord. Hij zei niets en zat in trance voor zich uit te kijken,met een bakje tussen zijn handen geklemd. Ik zei ook niets en heb daar jarenlang over zitten piekeren waarom ik geen contact maakte. Misschien de onwerkelijke,ietwat devote stilte. Ik was niet bang,maar wel onthutst door het onverwachte gebeuren. Toen het lichter werd in de opening van de grot liep ik naar buiten ,maar voordat ik de ruimte verliet draaide ik me nog even om en zei zachtjes: tot ziens; waarop hij in mijn richting knikte. Ik liep snel naar het hotel terug en dacht onderweg na over deze onverwachte ontmoeting. Ik heb geen van mijn familieleden verteld over deze bijzondere ervaring,want ik besefte dat de realiteit zo vreemd, misschien wel onwaarschijnlijk was. Wel heb ik foto’s opgezocht van Gandhi en de gelijkenis met de man die ik in die grot had ontmoet, was treffend.
Na een aantal jaren was ik het voorval vrijwel vergeten totdat ik op een nacht het volgende droomde. Ik had het koud en rilde,mijn handen hielden trillend een bakje met rijst vast. Het was aarde donker en het leek wel of ik in een grot zat. Ik hoorde het druppelen van water en een luide donderslag en wilde me met mijn stok oprichten,toen een fel licht in mijn ogen scheen. Ik zag een jongen die een zaklamp vasthield,verbaasd naar me keek en als twee druppels water op mijn jeugdige zelf leek .
Dat de tijd gekromd is kan ik nu begrijpen, maar het leek er meer op dat ik vanuit een zwart gat uit de spiegel ben gestapt. Alleen van wie was nu het spiegelbeeld?
J.J.v.Verre/1985.
vrijdag 20 augustus 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)