dinsdag 2 december 2025

De menselijke cel.

 

De humane cel is een universum dat zichzelf waarneemt, een oneindig bewustzijn dat zich tijdelijk in stof heeft gehuld, dansend op het mysterie van haar eigen bestaan. Dit perspectief verbindt de biologische realiteit met de diepste spirituele inzichten, namelijk dat wij, net als elke cel, zowel de waarnemer als hetgeen wordt waargenomen zijn. In de onzichtbare dialoog van moleculen ontwaakt het oneindige en de cel herinnert zich dat zij ster is geweest.


De cel is de microkosmos van leven. Je zou het ook kunnen beschouwen als het onzichtbare universum. Als we naar onszelf of naar de wereld om ons heen kijken, zien we zelden de verbijsterende realiteit, namelijk het feit dat elk levend wezen bestaat uit triljoenen minuscule, perfect georganiseerde universa, cellen genoemd. Deze biologische eenheid, vaak onzichtbaar voor het blote oog, vormt niet alleen de basis van al het leven, maar is ook een meesterwerk van evolutionaire innovatie. Elke cel is een wonder van organisatie. Want stelt u zich voor, in een ruimte kleiner dan een zandkorrel bevindt zich een complete fabriek met een genetische bibliotheek, met energetische krachtcentrales, met transportnetwerken en communicatiesystemen.

De genetische bibliotheek is een meesterwerk van organisatie. Het bibliotheekgebouw is de celkern. De architectuur, de chromatine structuur, zijn de rekken en planken. De chromosomen zijn de boeken. Zesenveertig boeken in elke menselijke cel (23 paar). Elk chromosoom is een samengebonden boek. En de genen zijn de individuele hoofdstukken in deze boeken. De letters zijn het alfabet van leven. Bestaande uit 4 basen: A, T, C, G (Adenine, Thymine, Cytosine en Guanine). En in combinatie net zoals letters woorden vormen, vormen basen genen. Drie miljard letters in de complete menselijke bibliotheek. Histonen zijn de boekenplanken, eiwitstructuren waar DNA omheen gewonden is. Het zorgt tevens voor de organisatie, als boeken die netjes op planken zijn gerangschikt. En heeft invloed op de toegankelijkheid. Strak opgerold betekent minder toegankelijk en losjes opgerold betekent makkelijk te lezen. Het bibliotheek personeel kent gespecialiseerde transcriptie medewerkers. De foto kopieerder die als het RNA-polymerase specifieke pagina’s kopieert. Het Transfer-RNA, de bibliotheek medewerkers die aminozuren aanleveren. En dan natuurlijk nog de bibliothecarissen, de transscriptiefactoren die bepalen welke boeken mogen worden uitgeleend. Epigenetische markers, de plakbriefjes die aangeven of een boek wel/niet mag worden gelezen. In die bibliotheek zijn ook nog bijzondere afdelingen. Zoals de afdeling Handboek, ongeveer 2% van de ruimte in het gebouw, speciaal ontworpen voor coderend DNA. Genen die voor eiwitten coderen, die essentiële instructies bevatten voor bouwplannen en levensprocessen. De archieven voor niet coderend DNA, vroeger ook wel junk-DNA genoemd, beslaat 98% van de ruimte in het gebouw. Ze hebben een regulerende functie, het zijn schakelaars, ze bepalen het tempo en bieden structurele ondersteuning. Er bestaan ook nog reservedocumenten (back-up systemen). De DNA reparatie enzymen, die de boek restauratoren kunnen worden genoemd en de telomeren, de schutbladen die slijtage opvangen. De dynamische bibliotheek kent een adaptief systeem, zoals genexpressie, waarbij verschillende cellen verschillende boeken lenen. De bibliotheek past zich altijd aan aan omgevingsinvloeden. En heeft ook de erfelijkheidsstatus waarbij een complete kopie wordt doorgegeven bij celdeling. Ook kent de bibliotheek nog vele mysterieuze aspecten zoals Splicing waarbij de vraag zich voordoet hoe het mogelijk is dat dezelfde genen verschillende boeken kunnen produceren. Splicing is de moleculaire kunst van het weglaten, want wat er niet is kan even belangrijk zijn als wat er wel is. De mysterieuze vraag van de epigenetica: Hoe worden “gelezen “ voorkeuren doorgegeven? Hoe weet een epigenetisch mechanisme welke genen het moet aanpassen? En hoelang die aanpassing moet duren? En wanneer het moet worden doorgegeven? Onopgeloste vragen en zo komen we bij een hypothese van het zelfbewustzijn van de cel. Deze beschouwing probeert het mysterie te omcirkelen dat de cel niet alleen is, maar ook lijkt te weten dat ze is en dat dit misschien de diepste waarheid van het leven zelf is. Epi genetica toont dat we niet vastgeketend zijn aan ons genetische lot. We zijn actieve deelnemers in onze biologische expressie. Elke gedachte, elke maaltijd, elke ademhaling speelt mee in de totale symfonie van onze genexpressie. Dit is eigenlijk het grootste mysterie, dat we dagelijks meeschrijven aan ons eigen epigenetisch verhaal en dat verhaal weer deels doorgeven aan toekomstige generaties.

De energetische krachtcentrales, de mitochondriën die brandstof omzetten in levenskracht. Er bestaan zo’n 1000-2500 mitochondriën per cel. Het zijn eigenlijk zelfstandige organellen met een dubbelmembraan en met een eigen kleine genoom (mtDNA), dat verschilt van het DNA uit de celkern en dat grotendeels via de moeder wordt overerft. Ze produceren 90% van uw lichaamsenergie. In één enkele seconde worden er 10 miljoen moleculen ATP per mitochondrie geproduceerd. Uit zuurstof + voedsel wordt ATP opgebouwd + water en warmte. Adenosine Trifosfaat ( ATP) is de universele energiemunt van alle levende cellen. ATP is als een oplaadbare batterij, de opgeladen vorm heet ATP (volle energie) en de ontladen vorm heet ADP (lege batterij) en de lader zijn de mitochondriën. Zonder ATP bestaat er geen spierbeweging, geen zenuwgeleiding, geen celgroei, geen onderhoud van alle lichaamsfuncties en binnen seconden zou leven onmogelijk zijn. ATP is de essentie van biologische energie in haar puurste, direct bruikbare vorm. Het is de moleculaire munt waarmee alle cellen betalen voor hun levensprocessen.

De transportnetwerken van de cel zijn een geavanceerd logistiek systeem. Het endomembraansysteem kan worden beschouwd als de cellulaire snelwegen. We spreken van het endoplasmatischreticulum (ER), waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen het ruw ER, met ribosomen voor eiwitproductie en transport. En het glad ER, voor lipide synthese en ontgifting. Hun functie is de transportroute voor nieuw gesynthetiseerde moleculen. Het Golgi-apparaat kun je beschouwen als het distributiecentrum, het ontvangt eiwitten van het ER, sorteert, bewerkt en verpakt moleculen en stuurt ze naar hun bestemming. Dit kan zijn naar de celmembraan, naar lysosomen of naar de extracellulaire ruimte. Verder spreken we nog over het cytoskelet, de combinatie van spoorwegen en snelwegen. Dit netwerk bestaat uit microfilamenten (actine), welke we provinciale weggetjes kunnen noemen. De intermediaire filamenten, de steunpilaren en de microtubuli, de snelwegen voor vrachttransport. De microtubuli zijn holle buisvormige structuren die bestaan uit eiwitketens van tubuline. Ze dienen als rails waarlangs de motoreiwitten kinesine en dyneïne moleculen (vrachtwagens), organellen en vesikels door de cel transporteren. Kinesine loopt naar de periferie van de cel en dyneïne loopt naar de celkern en beide gebruiken ATP als brandstof. Er bestaan nog gespecialiseerde transportmechanismen via membraanzakjes (vesikels) of door kernporiën of via membraantransporteiwitten. Via deze transporteiwitten lopen kanalen voor passief transport en pompen voor actief transport, waarvoor weer ATP nodig is. Verder worden er dragers onderscheiden voor een gefaciliteerde diffusie. Verder worden nog bijzondere vormen onderscheiden zoals het axonaal transport in zenuwcellen en het bulktransport voor de opname van grote deeltjes (endocytose) of uitscheiding van grote deeltjes (exocytose). Het cel transport is uiterst gereguleerd met vergelijkbare adreslabels als signaalsequenties. Kwaliteitscontrole waarbij onjuist gevouwen eiwitten worden afgebroken. Ook verkeersregelaars als de GTPasen en chaperonne eiwitten. GTPasen zijn moleculaire schakelaars die processen reguleren, chaperonnes zijn vouwassistenten die eiwitstructuur bewaken, samen zijn het essentiële spelers in de cellulaire homeostase. Zij vormen samen het ritme en de harmonie van het cellulaire leven.

De communicatiesystemen van de cel zijn een meesterwerk van moleculair ontwerp. De cel is geen geïsoleerd eiland, maar een sociaal wezen dat constant communiceert met zijn omgeving en met zichzelf. Dit communicatienetwerk is essentieel voor overleving, groei en homeostase. Er bestaan ruwweg drie hoofdvormen van communicatie: Ten eerste het directe contact, vergeleken met de handdruk. Gap junctions, als directe verbinding tussen aangrenzende cellen. De membraaneiwit interacties, de receptor-ligand binding genoemd. De receptor-ligand binding is de interactie waarbij een molecuul (de ligand) zich specifiek bindt aan een ander molecuul (de receptor), wat een signaal binnen een cel in gang zet. De binding veroorzaakt een verandering in de vorm van de receptor, wat weer leidt tot een reactie, zoals het doorgeven van een signaal dat processen in de cel beïnvloedt, zoals cel communicatie, immuniteit en metabolisme.

Ten tweede, de lokale communicatie, het fluisteren genoemd. Paracriene signalering, hierbij werken signaalmoleculen op naburige cellen. De ander is de synaptische transmissie, waarbij neurotransmitters over de synaptische spleet actief zijn. De derde vorm is de hormonale communicatie, die als radio-uitzending kan worden omschreven. Ook wel endocriene signalering genoemd, waarbij hormonen via de bloedbaan invloed uitoefenen op doelcellen. Het is een langzamer maar wijdverspreid effect. Bij een pathologische communicatie kunnen ongecontroleerde groeisignalen ontstaan die kanker kunnen induceren. Of auto-immuunziekten waarbij er verwarring bestaat tussen zelf en niet-zelf. Diabetes door insuline-signaleringsdefecten. Of neurodegereratie door verstoorde synaptische communicatie.

De celwand is niet slechts een harnas, het is bij nadere beschouwing een uiterst complex en dynamisch orgaan. Naast steun en bescherming, is de celwand onmisbaar voor andere vitale processen. Hij is doordringbaar voor water en opgeloste stoffen, wat een vrije doorgang mogelijk maakt voor nutriënten en signaalmoleculen. Tevens is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de celwand en de celmembraan. Alle cellen hebben een celmembraan, een flexibele, vette dubbellaag die de celinhoud omsluit en de uitwisseling van stoffen regelt. De celwand daarentegen is een extra, stevige laag die buiten het celmembraan ligt. Dierlijke cellen missen een celwand, wat hen hun flexibiliteit en vermogen tot beweging geeft.

Wat mij het meest fascineert is het principe van zelforganisatie. Zonder centrale regisseur coördineren miljarden cellen hun activiteiten. Elke cel weet wanneer te delen, wanneer te specialiseren en dat is misschien wel het meest indrukwekkend, wanneer te sterven voor het grotere geheel. Dit proces van apoptose toont een diepgaand evolutionair besef, want het weet soms is opoffering nodig voor groei en gezondheid.

Er bestaan treffende parallellen tussen de cel en grotere systemen. Net zoals cellen samenwerken in weefsels, vormen wij samen maatschappijen. De communicatie tussen cellen weerspiegelt onze eigen sociale netwerken. Zelfs in de ecologie zien we vergelijkbare patronen van wederzijdse afhankelijkheid. Het is een symfonie van signalen, soms een fluistering tussen buren, dan weer een schreeuw door de bloedbaan, of een intiem gesprek met zichzelf. In deze microscopische samenleving weet elk molecuul zijn plaats, elke boodschap zijn bestemming en elke cel zijn plaats in het grotere geheel.

Wat we nu weten over de biologische cel zijn de basale structuren, veel van de afzonderlijke processen en genetische basisprincipes. Maar wat grotendeels mysterieus blijft is de emergente complexiteit, want hoe ontstaat cel identiteit en weefselorganisatie uit duizenden afzonderlijke chemische reacties? De som der delen is kwalitatief duidelijk meer dan het geheel. Nieuwe eigenschappen ontstaan uit interacties. Het leven is de dans tussen de delen, maar niet de optelsom van de delen zelf. Ook de real-time coördinatie is verrassend. Want hoe coördineren cellen duizenden processen tegelijkertijd zonder een centrale regie? Het is een zelf organiserend netwerk van verbijsterende efficiëntie. Hoe past een cel zich zo snel en nauwkeurig aan aan de veranderende omstandigheden? Het geheugensysteem van cellen overstijgt ons DNA.

Een andere grote vraag blijft, hoe ontstaat bewustzijn uit deze biologische eenheden? Hoe transformeren elektrochemische signalen in neuronen tot gedachten, emoties en zelfbewustzijn?

Vanuit spiritueel filosofisch perspectief zou men kunnen zeggen dat de cel de complexiteit van het universum in het klein weerspiegelt. Er schuilt een diepe intelligentie in biologische systemen die ons begrip te boven gaat. Elke cel bevat nog talloze onontdekte principes en het is de uitnodiging van diezelfde biologische cel om zowel nederig als nieuwsgierig te blijven en doorgaan met zoeken naar de antwoorden, terwijl we het mysterie omtrent die cel blijven eren. Want hoe dieper we in de cel kijken, hoe meer we het onpeilbare van het leven zelf tegenkomen. Misschien dat we ooit zullen begrijpen hoe alle mechanismen samenkomen, maar nooit helemaal waarom. Er blijft een diepe kloof tussen de beschrijvende wetenschap en het existentiële wonder. We kunnen de moleculaire machines in kaart brengen, de krachtige rotatie van het ATP-synthase-enzym, de elegante precisie van DNA-replicatie, de onmetelijke complexiteit van een neuraal netwerk. We kunnen de blauwdruk van het leven ontcijferen. Maar de essentie, het feit dát er vanuit die samenstelling van elementen een bewustzijn, een wil, een “ zelf ” ontstaat, blijft een ondoorgrondelijk mysterie.


In elke triljardste trilling van haar wezen zingt de cel het lied van het universum, een echo van oorsprong, een stil verlangen dat richting geeft. Uit het stille hart van de cel welft een licht dat de eeuwigheid herinnert. Een herinnering zonder herkomst, een weten zonder tijd.


J.J.v.Verre.


donderdag 13 november 2025

Het binnenste van onze aarde.

 

Wie het binnenste van de aarde probeert te zien, kijkt uiteindelijk ook naar het binnenste van het mens-zijn. Want onder elke oppervlakte klopt een kern die ons beweegt, verwarmt en voortstuwt, weliswaar onzichtbaar, maar onmiskenbaar aanwezig.


Onder de trillende huid van het leven, onder de voetstappen van de mens en de wortels van de bomen en planten met hun verbindende schimmelnetwerk, daalt een andere wereld af. Een wereld van duisternis die geen donkerte is, maar een oorspronkelijk licht, uitgestraald door de eigen gloed van de aarde. Wij bewoners zijn haar schil, de dunne korst van een onpeilbare diepte, zoals onze gedachten de oppervlakte van de ziel beroeren.

Daar, in de mantel, heerst een tijd die de onze niet kent. Het gesteente, voor ons een symbool van onwrikbaarheid, is hier een trage, majestueuze rivier. Het perst zichzelf uit alle herinnering, een geologische gedachte die duizend jaar nodig heeft voor één enkele wending. Waarbij zo’n wending de complete, cirkelvormige reis van gesteente in de mantel beschrijft, een proces dat zo traag verloopt dat het de menselijke tijdschaal volledig tart en zich afspeelt over een tijdspanne die langer duurt dan de gehele geschiedenis van onze menselijke soort. Het is de hartslag van onze planeet in ultrageluid. Dit is het rijk van het immense geduld, de onhoorbare kracht die continenten laat dansen en bergen laat verrijzen. Het is de ademhaling van de planeet zelf, een zucht die langer duurt dan alle beschavingen samen.

En dieper nog, voorbij de drempel van het vaste, klopt het eigenlijke hart: de kern. Een kathedraal van vloeibaar ijzer, een oceaan van metaal die rondwervelt in een eeuwige cirkelgang. Hier smeedt de aarde haar ziel, haar magnetische wezen. Dit is de verborgen smidse, de oorsprong van de onzichtbare kracht die de naald van het kompas richting noorden doet wijzen, die het poollicht aanwakkert en een schild weeft tegen de kosmische straling. Het is een herinnering aan de oer gewelddadige geboorte van ons zonnestelsel, een gloeiende erfenis diep in ons aller binnenste.

Maar wat zegt dit diepe, verborgen innerlijk ons? Het zegt dat het wezen der dingen niet ligt in wat zichtbaar is, maar in wat verborgen is. Dat de stilte niet leeg is, maar vol van een onvoorstelbare activiteit. Dat de steen onder onze voeten niet dood is, maar leeft op een tijdschaal die onze verbeelding trotseert. We zijn gasten op de huid van een reus, gevoed door de warmte van een hart dat we nimmer zullen aanschouwen. Het binnenste van de aarde is onze grootste metafoor. Voor het onbewuste, voor de geheime drijfveren, voor de gloeiende kern van creatie die in alles schuilt. Het nodigt ons uit om, net als Jules Verne’s helden, niet slechts naar de horizon te reizen, maar naar het centrum van onszelf, naar die verborgen vuurzee die ook in ons klopt, de stille, vormende kracht die ons, vaak ongemerkt, draagt en richting geeft. En zo zijn wij, met onze jachtige dagen, slechts een voorbijgaande rimpeling op de huid van die reus die zijn eeuwen traag en diep ademt. En wie heel stil is, kan in z’n eigen polsslag de echo voelen kloppen van dat oeroude, metalen hart, de kern van deze diepgang. Zo verbindt de stilte in onszelf zich met de resonantie van de aarde en wordt de puls van haar metalen kern een zacht, onzichtbaar anker in onze diepste stilte.


J.J.v.Verre.

zondag 26 oktober 2025

De Eonentheorie.

 

De Eonentheorie van Jean Émile Charon, de vergeten droom op zoek naar de Ziel in de schaduw van het Atoom.


In de hoogtijdagen van de 20e-eeuwse natuurkunde, waarin de kwantumtheorie en relativiteit ons begrip van de kosmos voor altijd veranderden, waagde een Franse wetenschapper een gedurfde sprong. Zijn naam was Jean Émile Charon en zijn missie was niet alleen om de wetten van het universum te verenigen, maar ook om binnen die wetten een plaats te vinden voor het meest ongrijpbare fenomeen van allemaal, namelijk het menselijk bewustzijn. Zijn levenswerk, de Eonentheorie, is een vergeten meesterwerk van wetenschappelijke speculatie, weliswaar een visionair, maar omstreden, bouwwerk waar de harde wetten van de fysica dansen met de eeuwige vragen rond de ziel.

Heel fundamenteel gesteld, maar wat is een Eon? Stelt u zich voor dat u naar een zandkorreltje kijkt en dan verder inzoomt, voorbij de moleculen, de atomen, de quarks. Volgens Charon kom je dan uiteindelijk bij de ultieme bouwsteen van de realiteit, het eon. Dit is geen gewoon deeltje. Het is geen bezield elektron, quark of foton. Charon stelde dat eonen de fundamentele bouwstenen zijn waaruit deze deeltjes zijn opgebouwd. Denk aan het verschil tussen een baksteen en een volledig gebouwd huis. Een elektron zou in deze analogie het huis zijn en de eonen de individuele bakstenen. Het is een oneindig klein, complex universum op zichzelf. Charon omschreef het als een microscopisch zwart gat of wormgat. Het revolutionaire idee is dat elke eon een interne structuur heeft, een eigen, afgesloten ruimtetijd die losstaat van de onze. Binnenin deze minuscule wereld heerst wat Charon de imaginaire tijd noemde. Stel je onze tijd voor als een rechte lijn die van verleden naar toekomst loopt, dan is die imaginaire tijd een cirkel die oneindig draait. In deze cirkelvormige tijd slaat de eon alle informatie op die hij tijdens zijn bestaan tegenkomt. Elke interactie, elke ontmoeting met andere eonen, wordt een onuitwisbaar onderdeel van zijn innerlijke weten, zijn specifieke logboek. Op deze manier wordt elke eon een onsterfelijke drager van informatie, een kosmisch geheugen.

Dit is de synthese waar materie en geest samenvloeien. Dit is waar Charons theorie van zuivere fysica naar metafysica glijdt en waar hij de traditionele wetenschap uitdaagde. Als alles, van een sterrenstelsel tot een menselijke hersencel, is opgebouwd uit deze bewuste informatie opslaande eonen, waar komt dan ons eigen bewustzijn vandaan? Charons antwoord was zowel elegant als radicaal, want hij zei: Ons bewustzijn is het collectieve bewustzijn van de eonen in onze hersenen. Ons brein functioneert niet als de bron van bewustzijn, maar als een meesterdirigent die de biljoenen individuele klokken van de eonen synchroniseert tot één coherente symfonie, namelijk het Zelf. In deze visie is bewustzijn geen bijproduct van chemische reacties, maar een fundamentele eigenschap van de kosmos, net als massa of lading. Deze filosofie, bekend als het panpsychisme, vindt in de Eonentheorie een complexe wetenschappelijke verklaring. De implicaties zijn diepgaand. Het biedt een antwoord op de vraag wat er met ons bewustzijn gebeurt als het lichaam sterft. Voor Charon was het antwoord simpel: niets! De georganiseerde structuur van het brein valt uiteen, maar de individuele eonen, elk beladen met een leven vol opgedane ervaringen en herinneringen, zijn onverwoestbaar. Ze verspreiden zich door het universum, klaar om deel uit te maken van nieuwe, complexe systemen. Het is een concept dat doet denken aan reïncarnatie, maar dan niet mystiek of religieus. In Charons ogen was het een logisch, bijna onvermijdelijk gevolg van de aard van de materie zelf.

Ondanks zijn elegantie en ambitie is de Eonentheorie nooit doorgedrongen tot de mainstream wetenschap. De kritiek is natuurlijk voorspelbaar, maar niet onterecht. Ten eerste is de theorie extreem moeilijk om te testen. De kern van de moderne wetenschappelijke methode is falsifieerbaarheid, een theorie moet voorspellingen doen die, in principe, weerlegd kunnen worden door experimenten. Charons ideeën over de imaginaire tijd en het innerlijk bewustzijn van eonen onttrekken zich aan elke directe meetmethode.  Het blijft, in de ogen van velen, een prachtig filosofisch verhaal, echter zonder harde bewijslast. Ten tweede botst het met het principe van Ockhams scheermes, waarbij de eenvoudigste verklaring meestal de juiste is. De standaardmodellen van de kwantumfysica, hoe vreemd ook, verklaren de waargenomen wereld met grote precisie zonder aan te nemen dat elk deeltje een bewustzijn en een geheugen heeft. Voor de meeste natuurkundigen is de Eonentheorie een onnodige complicatie.

Jean Charon stierf in 1998 en zijn eonentheorie is grotendeels verdwenen in de voetnoten van de wetenschapsgeschiedenis. Toch verdwijnt de aantrekkingskracht van zijn theorie niet. Zijn bijzondere werk blijft een krachtige herinnering aan een tijd waarin wetenschappers durfden te dromen van een Theorie van Alles, die niet alleen de krachten in de natuur, maar ook onze plaats daarin zou verklaren. Charon daagde het reductionistische wereldbeeld uit, het idee dat we de werkelijkheid volledig kunnen begrijpen door haar in steeds kleinere, dode onderdelen op te splitsen. In plaats daarvan stelde hij een universum voor van oneindige complexiteit en verbondenheid, waar de kleinste steen een rijkdom aan informatie en geschiedenis in zich draagt.

Of de eonentheorie ooit in haar volle glorie wordt bewezen, is zeer twijfelachtig. Maar haar waarde ligt misschien niet in haar waarheid, maar in haar vraag. Ze dwingt ons om creatief na te denken omtrent de vraag, zijn wij slechts toevallige arrangementen van verschillende atomen, of zijn we tijdelijke manifestaties van iets veel diepers en eeuwiger? In zijn zoektocht naar een antwoord bouwde Charon een brug tussen het laboratorium en de ziel en liet hij ons achter met een van de mooiste en moeilijkste vragen van allemaal. De vraag of het universum niet alleen bewust is van zichzelf, maar ook door onszelf. Met andere woorden wij mensen leven niet simpelweg in een universum, maar zijn er ook een integrerend onderdeel van. Wij zijn de manier waarop het kosmische bewustzijn tot zelfkennis komt. Ons bewustzijn is het middel waardoor het universum zijn eigen grootsheid, complexiteit en schoonheid kan beleven en begrijpen. En zo zijn wij, in de stille taal der sterren en de stroom van ons eigen bloed, niet slechts bewoners van het universum, maar haar diepste, zelfbewuste geheugen.

Na het schrijven van dit essay zie ik wel duidelijke overeenkomsten met de spirituele filosofie. Vooral in de kernideeën bestaat er enige overlap, waarschijnlijk ontstaan door het gezamenlijk putten uit dezelfde diepe bron van mystieke en metafysische tradities. In beide visies is een eon meer dan alleen tijd, het is een bewustzijn dragend principe. Het is een structuur waarin tijd en geest samenvallen. Bij Charon is de mens een complexe structuur van biljoenen eonen. Ons individuele bewustzijn is een samenspel van deze kleinere bewuste eenheden. Wij zijn een microkosmos die de wetten van de macrokosmos weerspiegelt. Ook in esoterische werken is de mens vaak een microkosmos binnen de macrokosmos. De reis van de mens kan gezien worden als een innerlijke reis door de lagen van het eigen bewustzijn, die parallel lopen aan de kosmische ordening. De structuren buiten haar zijn een weerspiegeling van de structuren in haar. Bij Charon is de reis van een eon door verschillende lichamen (van steen tot mens), een evolutionair proces van informatie accumulatie en complexiteitsgroei. Het doel is groei in bewustzijn door ervaring. Esoterische romans gaan bijna altijd over de spirituele evolutie en de reis van de ziel. In beide werelden is de ultieme werkelijkheid niet statisch, maar dynamisch en gericht op evolutie. Het doel van het bestaan is een progressie in bewustzijn, of dat nu gebeurt via wetenschappelijke termen als informatieopslag of via spirituele termen als zielsontwikkeling. De onderlinge overeenkomst is het beste samen te vatten als een gemeenschappelijk wereldbeeld, uitgedrukt in een andere taal. Het is alsof je naar dezelfde berg kijkt, waarbij de ene waarnemer een geologisch model gebruikt om hem te beschrijven, de andere waarnemer gebruikt een spiritueel symbool. De beschrijvingen klinken totaal verschillend, maar de berg waar ze naar wijzen, is precies dezelfde.


J.J.v.Verre.


Bronvermelding:

- De oerknal, de eonentheorie en de kwantumfysica in sociologisch perspectief, Piet Ransijn, Civis Mundi igitaal, civismundi.nl.

- Ik leef al 15 miljard jaar. Zwarte gaten en eonen, Jean E. Charon, vertaling Henny Scheepmaker, ISBN(7)9060695569.

- Het Rijk van Éón, levendgeheugen.blogspot.com. 

woensdag 24 september 2025

De fysieke aard van informatie.

                                                     De stille revolutie

Dr. Melvin Vopson met de idee dat informatie de bouwsteen van het universum is.

De ideeën van de voormalige Roemeense wetenschapper Marian Vopsaroiu, later tot Engelsman genaturaliseerd met naamsverandering Melvin Vopson, zijn uiterst spectaculair, maar zeker niet geaccepteerd door de mainstream wetenschap. De fysicus en computergeleerde is hoogleraar aan de School of Mathematics & Physics aan de University of Portmouth. Zijn werk is vooral gericht op een zeer speculatieve en grensverleggende hypothese die de fundamenten van de fysica, informatietheorie en kosmologie raakt.

Stel je eens voor dat elk gesproken woord, elke gedachte die je ooit hebt gehad en elke digitale foto op je iPhone niet alleen abstracte concepten zijn, maar een echte, meetbare massa zouden hebben. Dat de totale som van alle informatie in het universum, van het DNA in een virus tot alle gegevens in de cloud, een fysiek gewicht met zich mee zou dragen. Dat is de revolutionaire en prikkelende wereld van Dr. Melvin Vopson. Vopsons werk is een poging om een van de grootste onopgeloste vragen van de wetenschap aan te pakken, namelijk wat is de ware aard van de werkelijkheid? De fysica heeft ons geleerd dat alles is opgebouwd uit deeltjes en krachten. Maar Vopson stelt een derde, even fundamentele pijler voor, de informatie. Een nieuwe drie-eenheid, voorbij E=mc². Want ons moderne begrip van het universum rust op de schouders van Einstein en zijn beroemde vergelijking. E=mc² onthulde de diepe, onderlinge verbondenheid van massa en energie. Vopson doet een gedurfde voorstel door deze eenheid uit te breiden met informatie. Hij introduceert hierbij het massa-energie-informatie equivalentieprincipe. In essentie zegt hij dat de vergelijking er dan uitziet als: massa=energie=informatie. Concreet stelt hij dat een enkel bit informatie, de kleinste eenheid van data, een 0 of een 1, een oneindig kleine, maar niettemin reële massa bezit. Net zoals een deeltje massa en lading heeft, zou het een fundamentele eigenschap van “informatie-inhoud “ moeten bezitten. De toestand van een elektron (spin omhoog of omlaag) is niet zomaar een beschrijving, maar het is een bit fysieke informatie.

Om zijn hypothese te bekrachtigen, grijpt Vopson terug op het baanbrekende werk van de fysicus Rolf Landauer. Landauer bewees in 1961 dat informatie fysiek is. Hij toonde aan dat het wissen van één bit informatie een minimale hoeveelheid warmte produceert. Dit is geen technologische beperking, maar een fundamentele wet van de thermodynamica, die zegt: je kunt informatie niet uitwissen zonder een spoor na te laten in de vorm van energie. Vopson redeneert verder, dat als het wissen van informatie energie kost (E) en energie equivalent is aan massa (E=mc²), dan moet de informatie die werd gewist zelf een corresponderende massa (m) hebben gehad. Het is een elegante, maar wel een speculatieve keten van logica.

Elke serieuze wetenschappelijke hypothese moet toetsbaar zijn. Vopson heeft zelf een experimenteel pad geopperd om zijn theorie te kunnen bewijzen. Dat plan is zowel geniaal als uitdagend. Neem een bekend stuk materie, zoals een ultradun laagje silicium met een precies bekend aantal atomen en elektronen. Bestraal het met specifieke fotonen (lichtdeeltjes) om de toestanden van de elektronen te veranderen. Dit is in wezen het geforceerd wissen van de informatie die ze bevatten. Meet dan met uiterst gevoelige meetapparatuur of er dan een minuscule verandering in de massa van het materiaal optreedt. Die verandering zou dan overeenkomen met de gewiste informatie. Echter het detecteren van zo’n massaverandering is tot op heden technisch nog niet mogelijk. Want de voorspelde verschuiving is kleiner dan de massa van één enkel elektron. Maar indien dit wel zou lukken, zou het een wetenschappelijke revolutie ontketenen.

Als Vopsons hypothese juist zou blijken te zijn, heeft dat verstrekkende gevolgen voor ons begrip van de kosmos. Je zou dan het universum als één reusachtige computer kunnen zien. Als alle materie informatie draagt, is het universum niet alleen een verzameling sterren en planeten, maar een immens informatienetwerk dat constante berekeningen uitvoert. De wetten van de fysica zouden dan de “software “ zijn die op deze kosmische hardware draait. Vopson speculeert nog verder en maakt een parallel met de ongrijpbare donkere materie, die ongeveer 27% van het universum uitmaakt, maar nog nooit direct is waargenomen. Die donkere materie zou dan wel eens de cumulatieve massa kunnen zijn van alle bits aan informatie die de zichtbare materie vergezellen. Verder suggereert hij ook dat de exponentiële groei van digitale informatie op aarde op een dag een kritiek punt zou kunnen bereiken, een soort van informatie singulariteit.

Het is cruciaal om de ideeën van Vopson in de juiste context te plaatsen. Zijn werk wordt door de grote meerderheid van wetenschappers als uiterst speculatief beschouwd. De experimentele hindernissen zijn enorm en veel fysici zijn van mening dat informatie een emergente eigenschap is, iets dat voortvloeit uit de onderliggende fysica, in plaats van een elementaire kracht op zich.

De waarde van Vopsons werk is mijns inziens niet noodzakelijkerwijs de directe juistheid, maar de vragen die het oproept. Hij daagt ons uit om na te denken over de diepste aard van de werkelijkheid. Net zoals Einsteins gedachte-experimenten over licht en zwaartekracht uiteindelijk tot de algemene relativiteit leidden, kunnen Vopsons speculaties over informatie een nieuw venster openen waar we nog niet van wisten dat het bestond.

Vanuit de spirituele filosofie zou het werk van Vopson kunnen worden omschreven als een veel belovende, zij het onvolledige brug tussen de materiële en de metafysische wereld. Het biedt een wetenschappelijke metafoor voor ideeën welke spirituele tradities al millennia verkondigen. Zoals de onderlinge verbondenheid der dingen. De idee dat de kosmos doordrenkt is van een vorm van intelligente orde (Logos, Dharma). Het gegeven dat de waarneembare wereld slechts een manifestatie is van een dieper, niet zichtbaar principe (Brahman, het Mentale Veld, Informatie). De spirituele filosofie ziet Vopsons hypothese niet als het einde van een zoektocht, maar als een krachtige aanmoediging dat de wetenschap langzaam de taal begint te spreken die deze filosofie altijd al heeft gesproken, namelijk een taal van een levend, betekenisvol en bewust universum.


J.J.v.Verre.



zaterdag 20 september 2025

De analyse van de lach.

 

                       De gulle lach op schilderij van Frans Hals

Zoals de zon haar licht onvoorwaardelijk aan de aarde schenkt, zo ontsprong de gulle lach op het gelaat van deze vrouw, via de oude meester, uit een bron van diepe, onpeilbare vreugde en waste zij over een ieder heen, die er deelgenoot van mocht worden.

Lachen is een fascinerende mixture van emotie, communicatie en de dans van cellen en zintuigen. Het wordt vaak gezien als een uiting van blijdschap, maar het is veel meer dan dat. Lachen behoort tot de primaire emoties, samen met vrolijkheid, angst, woede, verdriet en afkeer. Het is bijna altijd een positieve emotie, die ons welzijn versterkt en stress kan verminderen. Maar lachen kan ook een masker zijn, waarbij mensen kunnen lachen uit ongemak, of om hun boosheid en verdriet te verbergen. Lachen is ook een sociale emotie, we lachen wel dertig keer vaker in gezelschap dan alleen. Het helpt daarbij om verbinding te maken, vertrouwen te kweken en een groepsgevoel op te bouwen of te versterken. Denk hierbij aan beleefdheidslachjes, flirten of lachen om iemand op zijn gemak te laten voelen. Biologisch gezien is lachen ook belangrijk, omdat tijdens het lachen gelukshormonen vrijkomen, zoals dopamine, serotonine en endorfines. Lachen verlaagt de cortisol spiegel, ontspant de spieren en verhoogt de bloedcirculatie. Soms wordt lachen wel een mini-workout genoemd. Met andere woorden, lachen is niet zomaar een reactie op iets grappigs. Het is een krachtige, veelzijdige emotie die ons fysiek, mentaal en sociaal beïnvloedt. Lachen is aanstekelijk omdat onze hersenen zijn gebouwd om sociaal gedrag te spiegelen. Het is een voorbeeld van wat behavioral contagion wordt genoemd, vertaald als gedragsbesmetting. Spiegelneuronen in onze hersenen zorgen ervoor dat we automatisch gedrag van anderen imiteren. Als iemand lacht, worden dezelfde hersengebieden bij jou geactiveerd, alsof jij zelf lacht. Endogene opioïden, zoals endorfines en enkefalines (gelukshormonen) komen vrij bij sociaal lachen. Dat maakt het niet alleen prettig, maar zelfs wat verslavend. De sociale binding van lachen is een evolutionair voordeel, want lachen versterkt het groepsgevoel en geeft vertrouwen. Baby’s leren lachen door imitatie. Ze lachen niet automatisch meteen terug, maar als ouders lachen, leren ze dat lachen iets is wat je samen doet. Sommige mensen zijn gevoeliger voor aanstekelijk lachen dan anderen, afhankelijk van hoeveel opioïde receptoren ze hebben in bepaalde hersengebieden. Mensen met bepaalde vormen van emotionele ongevoeligheid of antisociaal gedrag reageren minder op aanstekelijk lachen. Het blijft een universeel fenomeen dat zelfs in de meest saaie vergadering, één lachsalvo de hele groep kan meeslepen. Sommige mensen lachen veel meer dan anderen door een combinatie van persoonlijkheid, opvoeding, sociale context en zelfs biologische factoren. Het is dus niet altijd een kwestie van grappig zijn, maar eerder hoe iemand omgaat met emoties en interacties. Extraverte mensen lachen vaker en makkelijker dan introverte mensen. Ze zoeken meer sociale interactie en reageren spontaner op humor. Mensen met een hogere gevoeligheid voor gelukshormonen zoals endorfine, ervaren meer plezier bij lachen en doen het daarom vaker. Ook mensen die ontspannen zijn of een positieve levenshouding hebben, lachen sneller. Chronische stress en depressiviteit kunnen lachen juist onderdrukken. In gezinnen waar veel gelachen wordt, leren kinderen dat lachen een normale en positieve uiting is. Ze nemen dat gedrag mee in hun volwassen leven. In sommige culturen is openlijk lachen een teken van beleefdheid of verbondenheid, terwijl het in andere juist als ongepast wordt gezien. Mensen lachen ook gemakkelijker in gezelschap van anderen die ze goed kennen of leuk vinden. Lachen kan ook een sociale functie hebben. Mensen met een hogere status zouden minder vaak lachen, terwijl mensen met een lagere status dit vaker zouden doen om de ander te plezieren. Vrouwen lachen gemiddeld vaker dan mannen, vooral in sociale situaties. Mannen maken vaker grappen en vrouwen schijnen er vaker om te lachen. Dus als je iemand uit je omgeving kent die altijd in een deuk ligt, dan is dat waarschijnlijk een mix van zijn karakter, omgeving en hoe zijn hersenen van neuronen is voorzien.

Lachen kun je zeker trainen, want het is ook gezond. De volgende tips kun je uitproberen om vaker te gaan lachen in je dagelijks leven. Glimlach naar jezelf in de spiegel ‘s ochtend na het opstaan, ook als je je verre van vrolijk voelt. Je hersenen kunnen reageren op die spierbeweging alsof er echt iets grappigs aan de hand is. Zet vrolijke muziek op. Kijk vaker naar grappige films of series. Zelfs een paar minuten lachen per dag kan je stemming volledig veranderen. Volg humoristische accounts op sociale media of lees een komisch verhaal. Ga om met mensen die een positieve kijk op het leven hebben. Lachen is besmettelijk, stuur je kennissen grappige teksten of video’s. Humor delen versterkt jullie band en ook je lachspieren. Stress blokkeert je gevoel voor humor. Probeer ademhalingsoefeningen of meditatie om je hoofd vrij te maken voor leuke dingen. Lachyoga is ook een toegankelijke methode om de voordelen van lachen te kunnen plukken. Het is een combinatie van spel, ademhaling en kinderlijke speelsheid die leidt tot echt, heilzaam lachen en een betere gezondheid en gemoedstoestand. Het motto van lachyoga is dan ook: “Fake it until you make it “, vertaald, doe alsof het echt wordt. Het schijnt echt goed te werken, want zelfs geforceerd lachen kan je brein foppen en endorfines vrijmaken. Oefen je lach, lach hardop om niets of probeer een nep lach die vanzelf echt wordt.

Filosofisch gezien toont de lach de complexiteit van de menselijke conditie. We zijn wezens die betekenis zoeken in een wereld die vaak onredelijk is en de lach is een van onze meest unieke en krachtige tools om daarmee om te gaan. Glimlach vaker naar een onbekende voorbijganger, maar ook tijdens het lezen, koken of andere triviale bezigheid. Een gulle lach is een zonnestraal voor de ziel en het beste cadeau dat je iemand kunt geven, zonder er iets voor te hoeven kopen.

J.J.v.Verre.


maandag 1 september 2025

De Blues liefhebber.

 

                         B.B.King, de blues gitarist en singer-songwriter.


De koffie loopt door het cupje van het Nespresso apparaat en maakt zijn karakteristieke geluid. Een auto rijdt langs op de doorgaans stille weg van de zondagochtend. Want hier in Harskamp heerst de zondagstilte, een gunstige bijkomstigheid van het wonen op de biblebelt. Vanmorgen geen lawaai van tractoren of andere landbouwmachines. Ik pak mijn beker koffie van het plateau en neem een eerste slok, verfoeiend heet, waarschijnlijk de melk te lang in de magnetron opgewarmd. De damp die uit de beker opstijgt vermengt zich met het stof dat danste in strepen zonlicht door het keukenraam. Nu het Nespresso geluid is gestopt maakt de stilte me onrustig. Ik zet de radio aan, vaak een werktuigelijke handeling als ik alleen ben. Eerst reclame, gevolgd door het nieuws en toen……..een stilte. Een bijna hoorbare click van een afstandelijke diskjockey ergens in een vergeten studio, gevolgd door het krassen van een naald op vinyl. En toen begon het. Het was een gitaar. Eentje maar. Eerst aarzelend, bijna verlegen, een paar noten die zich een weg baanden door de ochtendnevel in mijn hoofd. Een diepe, lome E, die zo lang werd aangehouden dat je de spanning bijna kon voelen. Toen een slide, traag en weemoedig, omhoog naar een noot die huilde zonder een traan te vergieten. Mijn hand die de koffiebeker naar mijn lippen wilde brengen, bleef halverwege stilstaan. Op slot en mijn ademhaling vertraagde. Dit was geen achtergrond muziek meer, dit was een intro. De kracht van een nog woordeloos verhaal dat verteld wilde worden, nog voor er ook maar één woord was gezongen. Het was de thrill van de blues. De echte, rauwe, onversneden blues. Het soort dat rook naar het natte asfalt na een zomerse onweersbui, naar een verschraald biertje vermengd met sigarettenrook en een vleugje van goedkope whiskey in de eenzaamheid van een overvol café. De gitaar vertelde over lange treinen die nooit stopten, over verloren liefdes welke weg waren gegleden als droog zand tussen je vingers. Over armoede, eenzaamheid, drank en lange wegen zonder einde. Toen gebeurde er iets achter in mijn keel. Het was een fysieke reactie op een oer gevoel dat als een trilling opsteeg vanaf de lumbale zone van mijn wervelkolom en een warm gevoel in mijn borst verspreidde en spontaan mijn stembanden liet trillen. Ik liet mijn koffiebeker los en zette die op tafel. De gitaar zweeg even, nam een adempauze, bouwde de spanning op voor de eerste regel, voordat de stem door de luidspreker het verhaal over zou nemen. Maar die kans kreeg hij niet. Want vanuit mijn diepste wezen, voorbij alle grenzen van mijn beschaafde zelf, los van alle tevoren nog aanwezige eigenwaarden of fatsoensnormen, steeg er een ruw misschien wel krijsend geluid op. Beslist geen gezang, meer een kreun. Een laag resonerend “Oooooooohhh yeah…….feel that thrill, dat rechtstreeks uit mijn ziel was ontsnapt. En het klonk volkomen synchroon met de treurige klanken uit de radio. Ik kon niet anders, ik moest zingen en bewegen. Het leek alsof de muziek een touw was dat om mijn middenrif was gebonden en er steeds harder aan trok. Mijn stem voegde zich bij die van de gitaar en werd er één mee. Ik zong woorden welke tevoren nog niet bestonden, maar die moesten vrijgelaten worden. Ik zong de pijn van de slide, de hoop van de akkoordwisseling en het verlangen in de melodie. Mijn ogen waren gesloten en ik was volkomen één met de blues die mijn hele lichaam had overgenomen. Ik zag geen keuken meer, geen koffiebeker en zeker geen stofdeeltjes in het zonlicht. Ik zag alleen een podium in een dampend café en rook de geur van bier en sigaretten. Alle hoofden in het zaaltje knikten in hetzelfde ritme en voelden ook die thrill van de blues. Mijn handen waren nu leeg en grepen naar de denkbeeldige microfoon. Mijn voeten tikten de maat op de stenen vloer. Stomp- stomp-tik. Stomp- stomp- tik. De voor mij anonieme muzikant op de radio zette nu ook zijn eerste zin in, een raspende, doorrookte stem, die zong over een vrouw die was vertrokken. En ik viel zonder een seconde na te denken naadloos in. Mijn stem vertolkte een echo, een antwoord en een tweede laag van leed en begrip. Ik kende deze vrouw, ik voelde de pijn van het verlaten worden. Misschien had ik haar wel nooit ontmoet, maar door de blues ben je allemaal met elkaar verenigd. Ik zong voor de magnetron en de ijskast, voor de verbaasde vogels buiten en voor iedereen die mij wilde horen. Ik zong voor de leegte in de keuken en vulde die met een geluid dat al in 1860 vanuit de zuidelijke staten van de USA was ontstaan. Ik zong en was de blues, ik voelde me één met de melancholische toon voortkomend uit het zelfgemaakte instrument van de vrije zwarte man nadat de slavernij was afgeschaft. Ik was daar en voelde het verleden, de pijn en de onrechtvaardigheid.

Toen het nummer zijn laatste, lang uitgestorven noot bereikte en uitstierf in de ether, bleef ik een moment stilstaan, hijgend en nog opgewonden alsof ik net een winnende sprint had getrokken. De stilte die volgde was nu anders, beslist niet leeg maar gevuld met de nagalm van wat net was gebeurd. Ik heropende mijn ogen en zag dat de zon nog steeds scheen en dat mijn keuken geen rokerig café was. De koffie was koud geworden en spoelde die door de gootsteen. Heel raar, want normaal zou ik de koudere koffie gewoon opgedronken hebben. Misschien had de thrill van de blues mijn intenties getransformeerd, hoewel ik niet zeker weet wat een blueszanger met koude koffie doet. Ik luisterde of de radio nog misschien een tweede blues nummer zou laten horen. Want ik was er nog helemaal klaar voor. Maar dat gebeurde niet. Ik stopte een nieuw cupje met intensiteit 12 in de Nespresso machine en was van plan om mijn koffie “zwart“ te drinken.


J.J.v.Verre.


vrijdag 22 augustus 2025

De aarde zonder het element zuurstof.

 

Zonder zuurstof zou de aarde slecht een dode steen zijn, een zwijgend lichaam dat door de leegte dwaalt.


De stille Apocalyps, een aarde zonder zuurstof. Geen atoombom noch vuur, maar de lucht zelf die de grote vernietiger van het aardse leven wordt. Een aarde zonder zuurstof is niet slechts een stervende planeet, maar is een realiteit waar het fundament van leven zelf is weggeslagen. Een gruwelijke stilte is aangebroken, waarin geen kreet, geen zucht en geen muziek meer klinkt. Het zou een massavernietiging zijn van een radicale en volstrekt overheersende aard, die elke vezel van de biosfeer ongedaan zou maken en een onherkenbare, dode rots in de ruimte zou achterlaten. De catastrofe zou onmiddellijk en alomvattend zijn. Binnen enkele seconden zou elk landdier, elke vogel en elk mens verrast worden door een onzichtbare kracht, het bewustzijn verliezen en in stilte instorten. In de oceanen zouden vissen wanhopig zoeken naar een element dat niet langer meer bestaat, hun laatste luchtbellen uitblazen voordat ze levenloos naar de abyssale zone zinken. De gillende wind zou ophouden te bestaan, niet omdat hij gaat liggen, maar omdat de atmosfeer, beroofd van een kwart van haar massa, ineenstort tot een ijle, onleefbare damp. De hemel, niet langer verstrooid door zuurstofmoleculen, zou veranderen van zijn vertrouwde azuurblauwe kleur in een diep duizelingwekkend zwart, een eeuwige nacht waarin alleen de felste sterren door de donkere mantel heen zouden kunnen priemen.

De stilte zou echter niet absoluut zijn, want de ontbinding zou beginnen met een reeks monumentale, wereldwijde explosies. De ozonlaag, gemaakt van zuurstof (O³), zou verdampen, waardoor het levenloze oppervlak wordt gebombardeerd met dodelijke, ongefilterde ultraviolette straling van de zon. Tegelijkertijd zou de afwezigheid van zuurstof de chemische samenstelling van de aardkorst zelf aantasten. Roest, een oxide, zou onmiddellijk beginnen af te brokkelen tot stof, waardoor bruggen, auto’s, huizen en wolkenkrabbers in een oogwenk instorten. Het aardoppervlak zelf, voor een groot deel bestaand uit silicaten, een chemische verbinding van silicium en zuurstof, zou bezwijken onder haar eigen gewicht en verbrokkelen, wat een planeet omvattende, donderende ineenstorting van continentale plateaus zou veroorzaken. Op de langere termijn, of wat daarvan overblijft, zou de aarde transformeren in een wereld die lijkt op de helse planeet Venus, maar dan veel kouder.

Zonder zuurstof om verbranding in stand te houden, zou vuur ophouden te bestaan. Zonder ademhaling of ontbinding zou de koolstofcyclus stoppen. Het enige “leven “ dat zou kunnen overleven, zijn anaerobe bacteriën die diep in de aardkorst begraven liggen, de enige overlevenden van een beschaving die ooit ademde, dacht en droomde. Zij zouden getuigen zijn van een wereld teruggebracht tot haar anorganische essentie, namelijk een koude, stille en donkere steen die voor altijd door het heelal zweeft, als een grafsteen. Op die kolossale, donkere grafsteen, zwevend in de eeuwige stilte, zou geen enkele inscriptie in een menselijke taal staan. In plaats daarvan zou de geschiedenis van de planeet zelf zijn entiteit kunnen openbaren, gebeiteld in een kosmisch reliëf: “Zij ademde, tot zij het niet meer deed.” De lagen versteend hout, de uitgestrekte beddingen van niet geoxideerd ijzer en kristallijnen resten van wat ooit oceanen waren, zouden samen een universeel en onleesbaar grafschrift vormen van vergane complexiteit, een monument voor de vergankelijke noodzaak van een enkel molecuul.

Anaeroob leven zou niet alleen kunnen overleven, het zou de onbetwiste heerser en waarschijnlijke opvolger van deze nieuwe wereld worden. De plotselinge verdwijning van zuurstof zou een wereldwijde extinctie veroorzaken voor alle aerobe levensvormen, maar het zou voor anaerobe organismen de ultieme bevrijding kunnen betekenen. Zonder zuurstof, dat voor hen een dodelijk gif is, zouden ze zich ongeremd kunnen verspreiden en elk niche op de planeet kunnen koloniseren. Van de voormalige oceanen en rottende resten van de biosfeer tot diep in de rotswanden, zonder enige competitie of angst om door andere entiteiten te worden gedood. Deze organismen, die nu vaak worden verdrongen naar extreme milieus, zoals diepe zeetroggen, warmwaterbronnen of ondergrondse sedimenten, zouden een explosieve verandering ondergaan, waarbij ze zich evolutionair aanpassen om de nieuwe, bizarre bronnen van energie en koolstof te benutten die de dode, zuurstofloze wereld biedt.

Of ze zich echter opnieuw zouden kunnen ontwikkelen tot complexe, meercellige levensvormen zoals wij die nu kennen, is zeer de vraag. Het is een complexe vraag omdat de evolutionaire sprong naar complexiteit bij dieren grotendeels werd geëntameerd door de efficiënte energieopbrengst van aerobe ademhaling. Anaerobe processen zijn over het algemeen veel minder efficiënt. Zonder die energetische bonus zou de selectiedruk voor grotere grootte, bewegingssnelheid of complexe orgaansystemen enorm afnemen. De planeet zou waarschijnlijk voor altijd een microbieel paradijs blijven, gedomineerd door zwavel reduceerders, methanogenen en fermenterende deugnieten, een wereld van chemische elegantie maar zonder herkenbare bewoners, waar de hoogste vorm van “beweging “ de langzame verspreiding van een mat van bacteriën zou zijn. Deze legers van microben zouden een beschaving van ongekende stilte en traagheid zijn. Hun leger zou geen verovering zijn van beweging of conflict, maar een van onstuitbare, passieve kolonisatie. Zonder die energetische efficiëntie van zuurstof zou hun metabolisme traag zijn, hun evolutie een proces van duizenden jaren in plaats van jaren. Het zou een wereld betekenen zonder jagers of prooi, alleen een onpeilbare, zich langzaam uitbreidende laag van leven dat de dode resten van onze biosfeer omzet in nieuwe, bizarre vormen, gekenschetst als een eeuwige microbiële winter die het hele lichaam van onze planeet zou bedekken. Als er dan toch een gedenksteen moest komen, dan zou men daar op kunnen lezen: “Zij die van zuurstof hielden, rusten nu in duistere vrede.”


J.J.v.Verre.